B.

 

B.

Wat verklaart de populariteit van Silvio Berlusconi?

‘Heeft u dat nu ook?’, vroegen ze.
We zaten op het strand. En lazen de krant. Naast ons deed een Italiaans echtpaar hetzelfde. Met dezelfde krant.
Juist daarom was het dat ze het woord tot ons richtten, door die krant als uithangbord, waarmee je positie voor derden direct duidelijk is: vóór of tegen Silvio. Tot die simpele stellingname lijkt de tweedeling binnen Italië te zijn teruggebracht.
En aangezien de standaard-Italiaan, als hij al een krant leest, het altijd bij die ene houdt, gingen ze er vanuit dat wij ‘dus’ aan hun kant van de scheidslijn stonden.
‘Heeft u dat nu ook’, vroeg het stel, ‘dat buitenlanders u altijd vragen waarom Italianen op Berlusconi stemmen?’
Inderdaad, dat vragen ze keer op keer. Veel buitenlanders kunnen hooguit begrijpen dat het Italiaanse volk zich in het stemhokje één keer heeft vergist, maar dat ze in de Italiaanse Laars aan ‘electorale recidive’ doen, dat gaat er niet in.
Toch lijkt Silvio’s populariteit in Italië op een haar na roestvrij. Hoe valt dat te verklaren? Misschien het beste met behulp van een aantal mini-anekdotes door de jaren heen. En waarom zou je die moeite doen? Niet omdat de omstreden zakenman-premier eeuwigheidswaarde bezit. Interessanter is wat de achterliggende redenen zeggen over zijn land. En minstens zo fascinerend is de vraag in hoeverre die factoren ook buiten Italië herkenbaar zijn.

Mr. Media
De eerste van de bedoelde anekdotes is hierboven al geschetst aan het begin. De realiteit ervan is verbluffend. Het land lijkt voorzien van een onzichtbare muur. De mensen eten uitsluitend uit een informatie-ruif die past bij hun stellingname, waarbij men de juistheid daarvan voortdurend bevestigd ziet.
Berlusconi beheerst het vrijwel totale aanbod van commerciële televisie en beïnvloedt de publieke zenders via zijn regering. En televisie is veruit de belangrijkste, zoniet de enige bron van waaruit de Italiaan zijn informatie betrekt. Daar komt bij dat boven de media die Silvio niet controleert dreigende wolken hangen. Berlusconi, met zijn enorme financiële reserves, kan op ieder moment een proces beginnen en doet dat ook met regelmaat. Daar gaat een intimiderend effect vanuit dat al snel kan leiden tot al dan niet bewuste zelfcensuur. Zelfs al is de aangeklaagde partij zeker van zijn zaak, dan nog vormt een gerechtelijke procedure een grote belasting die treffend doorklinkt in de uitdrukking ‘iemand een proces aandoen’. Bovendien kan Berlusconi tegenstanders treffen met andere wapens uit zijn arsenaal: aanvallen vanuit zijn eigen media, dan wel acties vanuit de overheid.
Al met al moet je je in je vel knijpen als je je realiseert dat in een vrij, westers land als Italië de nieuwsvoorziening totalitaire trekjes heeft. Dat ‘bijzondere’ gevoel werd overigens al in een eerder stadium opgeroepen door een botervette brochure die Berlusconi ooit huis-aan-huis liet bezorgen, zodat ook degenen aan de andere kant van de informatiemuur er kennis van zouden nemen. Het bleek een hagiografie van Kim Il-Sung-achtige proporties, ondenkbaar in welk ander Europees land dan ook.
Zeker, Italië qua informatieaanbod op één lijn stellen met Noord-Korea zou absurd zijn. Hoe dan ook is het in Italië nog mogelijk je breed te informeren, als je daarvoor gewoon wat moeite doet. Maar de meeste mensen doen die moeite niet, uit gebrek aan interesse, uit gebrek aan tijd, of omdat ze menen de waarheid al te weten. Bovendien beheersen de meesten geen vreemde talen waardoor buitenlandse bronnen ontoegankelijk zijn. Het resultaat laat te wensen over. Zo lijken veel Italianen niet op de hoogte van een aantal van de rijke reeks gaffes op het internationale toneel die de Italiaanse premier op zijn palmares heeft staan.

 

Turijn, 2005
‘Italië vandaag: Sterk in Europa
Gerespecteerd in de wereld’.


 

De B. van bink

Toch zijn zeker niet alle Italianen ‘In de ban van B.’ Sterker, onder degenen die zich niet in het Silvio-kamp bevinden zijn er mensen die lijden aan een regelrechte allergie. Zó erg is die gevoeligheid, dat een aantal van hen zijn naam niet eens meer in de mond wil nemen. Ze houden het op ‘B.’, ‘hij’, of varianten van ‘de tribuun/tiran/dictator van Arcore’, doelend op het plaatsje waar B. officieel resideert. Op zich al een hele prestatie, als iedereen weet wie je met ‘B.’ of ‘hij’ bedoelt, zoals nog onlangs bleek tijdens de demonstratieve ‘No B. Day’.
De eerste Silvio-hater die ik ooit ontmoette was een ingenieur. Hij vertelde dat hij vertwijfeld aan zijn moeder had gevraagd waarom zij wel haar stem op B. had uitgebracht. Daarop was het verbluffende antwoord gekomen: ‘Hij gaat zó goed gekleed, hij moet wel goed zijn’.
Hoewel de logica hiervan ver te zoeken lijkt, werkt het in de praktijk wel degelijk. Kleren maken de man. B. is een rasverkoper en weet dat. Mensen mogen daarnaast schamper doen over zijn niet aflatende inspanningen het kaal worden te keren, maar er goed uitzien is in Italië van groot belang. Een das die scheef zit? Silvio zal het niet overkomen. Hij is vele malen per dag waar te nemen terwijl hij juist dat aan het controleren is. En veel Italianen geven hem in zijn strijd tegen de teloorgang van zijn haardos groot gelijk. Zo mag bij ons het aantal vrouwen met grijs haar aanzienlijk zijn, in Italië niet.
Het feit dat B. ook in zijn privéleven de bink speelt, kan zijn populariteit niet of nauwelijks deren. Fronsende geestelijken ten spijt. Dat Silvio zijn vrouw bedriegt wordt door opvallend veel vrouwen afgedaan met commentaren in de trant van ‘Dat weet je nu eenmaal’ en het lamenteren van echtgenote Nr.2 vinden ze hypocriet. Nr.2 heeft toch de plaats ingepikt van Nr.1? Als je dan gek opkijkt wanneer je zelf wordt opgevolgd door Nrs.3 en volgenden, dan ben je op z’n best naïef. Aldus veel Italiaanse signore, waarvan er nogal wat als ervaringsdeskundigen door het leven gaan.
Bovendien vindt men het openbaarmaken van intieme details ongepast. Dat bleek zelfs te gelden voor de schoorsteenveger. We ontmoetten hem op een ‘pikant moment’. Het was in de tijd dat er uitvoerig werd bericht over hoe de Amerikaanse president Bill Clinton zich oneigenlijk had laten bedienen door zijn stagiaire. Smulde de schoorsteenveger van dat verhaal? Nee, integendeel. Hij geneerde zich plaatsvervangend door de hele schoorsteen heen en terug. Een dergelijk soort rauwe openbaarheid definieerde hij als ‘on-Italiaans’.
‘Maar’, zei hij, en begon daarbij wel degelijk te grijnzen, ‘áls zoiets hier publiekelijk uit zo komen, dan zou hij meteen méér stemmen krijgen’.
Binken doen het goed. Ook in de vorm van sterke man. We ontmoetten even buiten Palermo ooit een groenteboer, doodmoe van het betalen van dubbele belasting: die aan de mafia en die aan de staat. Hij smachtte naar iemand à la Mussolini, het type dat het Italiaanse volk ‘nu eenmaal nodig heeft’.
Jaren later, bleek ook een Romeinse hospita ronduit nostalgisch wat Benito betreft: ‘Andere politici lazen alles van een blaadje, maar hij, hij zette gewoon zijn handen in zijn zij. En sprak, als vanzelf’.
Wát Benito daarbij zei, wist ze niet meer, misschien ook toen al niet. Maar de vorm maakte indruk: één en al krachtdadigheid en gespeend van iedere twijfel.
Het gaat er hier niet om om B. te presenteren als de nieuwe Benito, maar de eigenschappen van het makkelijke spreken, het resolute, en het gebrek aan twijfel heeft B. wel degelijk met Benito gemeen.
Berlusconi-watcher Alexander Stille heeft een heel boek over de man geschreven en zijn onderwerp diverse keren ontmoet. Hoewel dat boek de veelzeggende titel ‘De Plundering van Rome’ draagt, wil Stille niet uitsluiten dat B. werkelijk meent de waarheid te spreken, zelfs al is dat aantoonbaar niet het geval. Op die manier breng je het ver. Een twijfelende bink, is er geen.

De tycoon
Tegenstrijdig binnen een gezonde democratie is het belangenconflict dat Berlusconi belichaamt als grootondernemer-politicus-premier.
Veel Italianen lijken echter niet in te zien wat hier zo uniek aan is. Ze zien belangenverstrengeling als inherent aan het leven, de politiek voorop. In het geval van Berlusconi is het enige nieuwe dat die verstrengeling niet openlijker kan, terwijl bij zijn voorgangers onduidelijker bleef hoe die kluwen in elkaar zat.
Dat iemand met regeringsmacht een groot deel van zijn tijd besteedt aan het helpen van zichzelf, is een feit dat in Italië geen nieuwswaarde heeft. Velen zouden hetzelfde doen. Dat B. onder die ‘zelfhulp’ ook intiatieven rekent op juridisch vlak, waaronder een aantal die ook derden aan de greep van justitie doen ontsnappen, levert hem bovendien in die hoek nog eens extra stemmen op.
Verbazingwekkend, echter, is de hoop van een deel van het electoraat dat B. na het helpen van zichzelf en vervolgens van zijn ‘cliënten’ – één van zijn sterke kanten – zich daarna ook nog eens bezig zou willen houden met het welzijn van het volk. Niet dat zoiets a priori uit te sluiten valt, maar het valt niet goed te rijmen met een land dat als (officieus) nationaal motto heeft: ‘Vertrouwen is goed, wantrouwen is beter’.
Onderdeel van Berlusconi’s zelfhulp is het erfrecht, met name het hoofdstuk ‘successie’. Zelfs een bink komt ooit aan de eindstreep, dus ook Silvio denkt aan het ‘B.namaals’. Een beperking, of afschaffing, van het successierecht zou daarbij goed uitkomen.
Nauwelijks had een ons bekende mini-tycoon van deze plannen lucht gekregen, of hij droeg zijn familieleden op na een levenlang stemmen op centrum-links direct over te stappen naar Silvio. In zo’n geval volharden in een bepaald stemgedrag, omdat je denkt dat dat uiteindelijk het beste is voor het land, geldt niet als typisch Italiaans. Het land, in de vorm van de staat, wordt nog vaak als vijand gezien.
Daarmee zijn we beland bij het meest uitzonderlijke van het Silvio-fenomeen: zowel deel uitmaken van de overheid als jezelf voorstellen als een slachtoffer ervan. En met succes. Hoewel B. qua rijkdom en positie lichtjarenver afstaat van de gewone burger, zien veel van die burgers hem toch als één van hen, omdat de staat (ook) hem probeert te pakken.
In de woorden van onze buurman op het strand waarmee dit stuk begon: ‘Berlusconi is de verpersoonlijking van de kleine bourgeois-Italiaan’. Hoe rijk en machtig ook.
Dat B. bij voortduring fulmineert tegen de ‘rode toga’s’ die hem vervolgen mag een doodzonde zijn in ieder land dat is gebaseerd op de scheiding der machten, voor veel Italianen geldt het als een feit dat het openbaar ministerie op z’n minst deels door politieke motieven gedreven wordt. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat het minstens zo waarschijnlijk is dat het nu pas tot vervolging komt in zaken die al eerder hadden kunnen worden aangepakt, ware het niet dat, inderdaad, de politiek dat destijds nog verhinderde.
Door het rijke verleden van Byzantijnse intriges zijn Italianen gauw geneigd te geloven in complotten. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat niemand zonder zonden is, om over de vleselijke nog maar niet te spreken. Het stel naast ons, op het strand, vertelde dat het doorvoeren van discussies over B. hen op dit punt inmiddels de helft van hun vrienden had gekost. ‘Iedereen doet weleens wat’ was daarbij de teneur van de tegenspraak. Hierbij werd weliswaar gedoeld op welbewuste overtredingen, maar ook daarnaast is het in een land met zóveel regels en regeltjes vrijwel onmogelijk geheel foutloos in je kist te komen. De vraag is voor veel Italianen dan ook niet óf je vervolgd kan worden, maar waaróm je vervolgd wordt.
Dat laatste werd onlangs treffend geïllustreerd door een rel in de wereld van de Formule 1. Een Italiaanse ploegleider bleek één van zijn coureurs opdracht te hebben gegeven opzettelijk te crashen. Minstens zo verbluffend was dat de aandacht in Italië minder leek uit te gaan naar het schandalige van dit schandaal, dan naar de vraag wat er achter de schermen gebeurd was waardoor het uitkwam.
Ook treffend op het terrein van de sport was de fameuze kopstoot die de Franse voetballer Zinedine Zidane uitdeelde aan een Italiaanse speler die hem beledigd had. Zijn reactie op die provocatie bezorgde de gevreesde Zidane een rode kaart. Ik besprak het voorval met een Italiaan, die alle begrip voor de verbale uitlokking had. ‘Dat doen ze toch allemaal’, sprak hij. En dit keer bleek het maximaal productief. Prima dus.
Niet dat dit soort anekdotes statistisch van enigerlei waarde is, maar ze geven wel iets aan van een algemene indruk, in dit geval van het respect voor ‘il furbo’, de listige slimmerik ten koste van een ander. Tegelijkertijd moet hierbij worden gewaakt voor het voornaamste trio misverstanden van buitenlanders inzake Italië: niet alleen schijnt in De Laars niet altijd de zon (1), bovendien wonen er veel hardwerkende (2) en eerlijke (3) mensen. Maar dat iemand het vooral schopt tot tycoon door bovenmatig furbo te zijn, dat zullen er maar weinigen ontkennen.

De tegenstand
Een deel van Silvio’s succes krijgt hij cadeau van de oppositie. Links laat het namelijk lelijk liggen. ‘Links’ is trouwens maar relatief. In feite bestaat de oppositie uit een bont samenraapsel van krakelende partijen, die bij gebrek aan een krachtig en charismatisch leider, zoals de door hen zo gehate B., hopeloos onmachtig blijkt. En dat is niet het enige. Af en toe een corruptieschandaal ‘op links’ geeft veel mensen de indruk dat het niet uitmaakt of je nu door de kat of de hond gebeten wordt. Maar als je al langere tijd door de één te pakken wordt genomen, ben je toch geneigd het eens met de ander te proberen.
We spraken een accountant. Hij was moe, na het gadeslaan van jaren van inertie onder een links lokaal bestuur. In niets leek hij op het stereotype van de B.-stemmer, te weten: een lid van het ’soapvolk’ dat al decennia als een mot alleen naar Silvio’s zenders kijkt. Sterker, de accountant stemde altijd links. Maar ook hij ging om.
Italië maakt de indruk van een land dat op slot zit. Er zit vrijwel geen beweging in. Kruiwagens versperren de weg voor het eigen talent dat daardoor vaak naar het buitenland vertrekt, terwijl initiatieven van de achterblijvers smoren in bureaucratische en andere onverschilligheid. Ook dat doet mensen kiezen voor B., die althans in elk geval een dynamische indruk maakt.
De oppositie doet bovendien aan overkill. In hun haat jegens Silvio zien ze het rood voor ogen en is alles wat hij doet slecht per definitie. Dat is ongeloofwaardig. Zelfs een klok die kapot is wijst je af en toe de juiste tijd. Een oppositie die geloofwaardig wil zijn moet niet willen volhouden dat het ook dan nog anders is.
Berlusconi is een man met formidabele kwaliteiten. Dat geldt ook als het waar zou zijn dat zijn startkapitaal van dubieuze oorsprong is. Uitsluiten dat zo’n man ooit iets zinnigs zegt, is onzinnig. Bovendien maakt het hameren van de oppositie op het privé-leven van iemand die ze er op andere gronden niet onder kunnen krijgen de indruk van een miserabel zwaktebod.

Slot
Kortom, de steun voor Berlusconi die buitenlanders zo verbaast is het gevolg van een complex aan factoren.
Sinds gisteren kunnen we er daarvan nóg een in het doosje doen. Aan het tafeltje naast ons verscheen zowaar een ex-kamerlid. Volgens hem schuilt de invloed van B.’s ‘totalitaire’ televisiemacht niet eens zozeer in het manipuleren van het nieuws, want: ‘Mensen kijken daar steeds minder naar’.
Nee, volgens hem is door het geheel aan tv-aanbod een nieuw rolmodel voor de mens ontstaan. ‘Pas als je rijk, mooi en machtig bent, ben je iemand’. Volgens de energieke ex-deputato zijn inmiddels weer bijna alle ingrediënten present die als voedingsbodem voor radicalisme kunnen dienen, maar ontbreekt de lont in het kruitvat. Enige verandering daarin verwacht hij de komende jaren niet. De energie van de mensen gaat in eerste instantie nog naar de eigen ambitie ook rijk, machtig en mooi te worden. Een beetje te worden zoals B. Linksom, rechtsom, hoe dan ook.
Trouwens, sommige Italianen hebben meer dan genoeg van alle smalende B.-kritiek vanuit het buitenland. Ze slaan zelfs terug.
‘En jullie dan?’, zo zei laatst één van hen. ‘Stemmen jullie op dat geblondeerde mannetje, met dat gezicht van rubber?’

*

© 2009 Joost Overhoff