539. Romantisch

1987,

Laatst zat ik in de trein naar Parijs, toen de plaats naast mij werd ingenomen door een jonge man met een viool.

Het bezit van een dergelijk voorwerp is dé garantie voor aanspraak. Mocht dat laatste wat minder vlotten en is een baby of een Sint Bernard te bewerkelijk, schaf dan eens een vioolkist aan. Succes verzekerd.

Keerzijde: aan de medemens valt dan moeilijk te ontkomen.

De arme violist nu, werd ook door mij niet gespaard en al gauw wist ik dat hij speelde bij een van onze regionale orkesten.

Hij vertelde iets schokkends. Dat kwam door de auditie die hij ging doen bij het Orkest van Parijs. Daarbij zou hij voor het eerst een middel gebruiken voor hartpatiënten. Dat verschaft de musicus rust, maar verstoort de concentratie niet. Volgens hem al een zeer gangbaar ‘medicijn’ in de concertpraktijk, met name bij solisten.

Omdat hij nu toch al aan het schokken was, besloot ik mijn eigen partijtje mee te blazen door hem te verrassen met mijn verhaal over ‘Het Romantische Muziekleven’.

Ik stak van wal.

Een tijd geleden…

… werd ik gebeld door een vriendje van de lagere school. Hij stelde voor me op te halen van het werk en een hapje te gaan eten.

Tot mijn verbazing verscheen er op het afgesproken tijdstip een zeer fraai antiek automobiel met daarin mijn ‘vriendje’, die inmiddels een hele jongen bleek. Met harde hand opgevoed tot de viool, had hij bij het bereiken van de leeftijd der zelfstandigheid het ding in een hoek gesmeten, maar inmiddels weer hervonden. En wel met zoveel succes dat hij een betrekking had aanvaard als eerste altviolist bij een groot Frans orkest.

Het was daar dat hij ervoer hoe het romantische muziekleven uit kan pakken.

Niet direct wat je verwacht.
(The Danish Music Museum).

Waarschijnlijk is het de uniforme uitmonstering van de leden van een orkest die ons dat gezelschap als geheel doet zien, en niet zozeer als een verzameling aparte personen. Hun zieleroerselen ontgaan ons.

De romanticus denkt hooguit vaag aan een groep mooie mensen, die opgaan in de vreugde van het ‘samen heerlijk heerlijke muziek maken’.

Een ander wil het gewoon niet weten, net zomin als hij op de hoogte wil zijn van het feit dat De Stervende Zwaan op haar spitzen inderdaad aan vreselijke pijnen dreigt te bezwijken.

Zo gaan ze nog…

Mijn vriend, echter, laten we hem Paul noemen, werd in zijn nieuwe functie als ‘chef altviolen’ op indringende wijze geconfronteerd met het verschijnsel ‘orkest’ in een geheel andere gedaante. Die van een hiërarchische slangenkuil.

Symptomatisch hiervoor is het begrip ‘lessenaar’. Hoe dichter bij de dirigent, hoe hoger je bent. Zit je chronisch achteraan dan kan je daar vrede mee hebben, of niet. In het laatste geval kan het zelfs een obsessie worden.

Paul nu, had daar iets op gevonden. Hij liet zijn altcollega’s rouleren. Zo gebeurde het dat een van zijn collega’s vanuit zijn eeuwige achterhoede zichzelf zowaar een keer terugvond helemaal vooraan. Naast Paul.

Maar feestelijk werd dat niet. Sterker, de kersverse voorhoedespeler streek op zijn nieuwe plek zijn chef, Paul dus, tegen de haren in. Op een vreemde manier, als een soort spelbreker. En wel zo dat het geen muzikaal onvermogen kon zijn.

‘Waarom?’, wilde Paul weten, maar antwoord kwam er niet.

De collega meldde zich ziek. Op een avond werd Paul ’s avonds door hem gebeld. Of hij mocht komen praten. En niet morgen, maar meteen.

De collega kwam, samen met zijn vrouw. Ging hij nu zijn vreemde gedrag verklaren? Nee. Maar, zoveel was wel duidelijk, het was hem teveel en zelfs zo dat hij even naar de auto moest ‘om een pilletje te halen’.

Hij kwam terug, maar het pilletje bleek… een geweer.

Het vreemde ontaardde nu, hoe ongelofelijk ook, tot in een situatie van acuut gevaar. Je zou daarbij een reactie van paniek verwachten, maar Paul vertelde dat hij door ‘de harde hand’ in zijn kindertijd, die ik mij nog goed herinnerde, een mechanisme had ontwikkeld om op kritieke momenten zichzelf wijs te maken dat ‘er niets aan de hand was’. Dat mentale omzetten van een knop bezorgde hem ook in dit geval een onnatuurlijke rust, terwijl de gekwelde musicus hem de loop tegen het hoofd drukte.

De toestand was nu kritiek, maar gelukkig is Paul een van de weinige snarenjongens met spierballen. Er volgde een worsteling waarbij hij de bovenhand kreeg. De gasten, op hun beurt, sloegen op de vlucht.

Zodoende was mijn vriend opeens in het bezit van een geweer. Van violen heeft hij echter meer verstand, zodat de politie eraan te pas moest komen om hem te vertellen dat het wapen met zogeheten ‘dumdumkogels’ geladen was.

‘Dumdum’? Het klonk bijna onschadelijk, maar dat was het niet.

Daar eindigde mijn relaas over ‘Het Romantische Muziekleven’. De jonge musicus, naast me in de trein, keek ervan op. Zo sterk had hij het nog niet gehoord.

‘Maar’, zei-die, ‘als ik denk aan die vreselijke violist naast me in mijn orkest, dan zou ik… ‘

Epiloog

2024,

Ik ontmoet mijn vriend Paul opnieuw, bijna een halve eeuw later. Hem tegen de haren in strijken gaat niet meer lukken, maar zijn fraaie automobiel heeft hij nog steeds.

Het is een goede gelegenheid om zijn verhaal te corrigeren dat ik zo lang geleden opschreef, maar niet helemaal correct. Vandaar deze verse versie.

Oorspronkelijk meende ik dat de agressie van de man zijn oorsprong vond in de frustratie van zijn positie achteraan en dat hij de indruk had dat die hiërarchie onder zijn nieuwe chef Paul niet veranderen zou. Maar het tegendeel bleek waar. Door Paul kwam er juist beweging in de rangen.

Het is een goede les van hoe iets onjuist op schrift kan komen te staan en gaandeweg uithardt tot ‘werkelijkheid’. Per ongeluk, zoals in mijn geval, of expres, zoals in het fictieve Nineteen Eighty-Four, in opdracht van Big Brother. Of in het echt, met de groeten van Poetin & Co.

Bovendien hoor ik na al die tijd nu meer.

Na de mislukte aanslag verdween de collega spoorloos, waardoor Paul en zijn vrouw op politieadvies niet meer terug konden keren naar hun huis. Uiteindelijk vertrokken ze en verhuisden naar een ander land.

Dat wist ik al, maar wat was nu toch het motief van de moordlustige musicus? Achteraf onthulde een violiste uit het orkest dat de man tegen haar had laten vallen dat hij iets van plan was. Bovendien meende zij de reden te weten: de man met het geweer kon het niet verkroppen dat een Jood beter was dan hij.

Muziek maken, dat doet Paul nog even graag. En hij leidt jonge mensen op.

Het mooiste: als ze nog beter worden dan hijzelf.