Zuidelijkst-Limburg,
Het is aardedonker, maar in al dat zwart heeft een stalen monster met felle lichten een gat gehakt. Een gat dat beweegt. Met een grijper pakt het monster grote, enorme boomstammen beet en bouwt er een stapel van. Adembenemend knap. En snel. Een spektakel. Met maar één toeschouwer.
Ik zie hem, maar ziet hij mij? Ik denk het niet. Af en toe beschijnen de lichten ook mij, verderop, maar hij gaat volkomen op in wat hij doet. En wat doet hij? Hij doet dat wat je dacht dat een stalen monster nooit zou kunnen. Hij danst. Lichtvoetig, op zijn rupsbanden, tussen de bomen door. Naar voren, naar achteren. En hij draait. Naar links, naar rechts, in pirouettes. Intussen grijpend met grote trefzekerheid, zijn prooi pijlsnel draaiend tot die in positie is. Voor hij hem weer loslaat, daar waar hij moet zijn. Het is hogeschoolballet, voor mens en machine.
Ik kan niet anders dan ernaar kijken tot het eind, tot het monster tot stilstand komt en de felle lichten worden gedoofd. Zachtere lichtjes zijn nog aan. Daarin zie ik hem uitstappen.
Het is stil, even stil als het rondom ons donker is. Dan ben ik het die de stilte verbreekt. Ik klap.
Er volgt een stilte die gevuld lijkt met verbazing.
‘U bent een meester!’, roep ik, naar de man die het monster bereden heeft.
Het blijkt een Duitser. Oké, Meister dan. Ook goed. Ik bedank hem voor de show en hij bedankt mij. Hij wist het zelf nog niet. Dat zijn vakmanschap is overgegaan in kunst.