584. Cirkel

Trento, Noord-Italië,

Nu staat hier alweer zo’n lange rij, net als gisteren. Wat voor een rij is dit? We vragen het de achterste, een ranke man. Het blijkt een rij voor een castingbureau, op zoek naar figuranten.

De drie vrouwen voor hem lijken thuis in de categorie ‘Kansloos’. Wellicht daarom is hun zware make-up bijna pijnlijk om naar te kijken. Maar, wie weet, zoeken ze juist hen.

Wat doet die man trouwens in deze rij? Op de mouw van zijn jas prijkt een insigne van de reddingsbrigade. In de bergen.

Mijn gedachten dwalen terug in de tijd. Alweer achttien jaar geleden interviewde ik de wellicht beroemdste, nog levende alpinist: Reinhold Messner. Die stond er niet bekend om in een rij lijdzaam af te wachten op zijn beurt. Laat staan voor een rol als figurant. Integendeel.

Brixen, nog noordelijker Italië,

Groot is-ie niet, wel puik. Ook op zijn mouw is een insigne van de reddingsbrigade te zien, en wel tijdens zijn werk in een winkel, in de plaats waar Reinhold Messner werd geboren.

De man trekt zijn trui omhoog en onthult zo een pieper. Hij heeft dienst, voor de brigade. Zodra de pieper gaat vertrekt hij meteen, op kosten van de staat. Hij is de groepsleider voor een groot gebied.

Het weer is prachtig, er zal vandaag toch niet gauw iets misgaan? Maar juist het mooie weer baart de redder zorgen. ‘Dan gaat iedereen erop uit’.

Bij Brixen.

‘Zijn de mensen in de bergen nu dommer dan vroeger?’, wil ik weten. De puike man kijkt me doordringend aan en zegt: ‘Absoluut. En dat bedenk ik niet zomaar zelf, daar zijn statistieken van’.

Niet dat hij meent dat ‘de mensen op zich’ dommer zijn dan voorheen, maar wel wagen meer domoren zich op terreinen waar ze vroeger niet kwamen. ‘Door de sociale media’, vermoedt hij. Daar zien ze filmpjes op, denken ‘Dat wil ik ook’ en gaan dan bij wijze van spreken (of echt) op sloffen of slippers op pad.

Is je eigen veiligheid op het spel moeten zetten om sukkels te redden niet heel onaangenaam? De redder toont zich diplomatiek. ‘Wij redden iedereen’, zegt hij. ‘Maar achteraf hebben we het er onderling natuurlijk wel over’, voegt hij eraan toe.

Inmiddels lijkt er echter iets aan het schuiven. In de richting van dat een slachtoffer op slippers, of iemand die zichzelf in weerwil van de weerberichten nodeloos in gevaar brengt, de kosten zelf moet betalen.

‘Een helikopterinzet alleen al’, leert ons de reddingsbaas, ‘kost honderdtwintig euro. Per minuut’.

Wat een man! Klein, maar fijn. Competent, betrouwbaar, prettig, wat wil je nog meer?

Weten wat hij vindt van Messner. Bij het horen van die naam klaart het gezicht van de reddingschef niet op. Van Reinhold blijkt hij, zacht gezegd, geen groot fan. Zijn eigen klimheld is Walter Bonatti. Niet, trouwens, dat hij het Messner zozeer kwalijk neemt dat hij slecht was in het braaf wachten op zijn beurt: ‘Het zijn vaak degenen die uit de band springen die het verst komen’. Maar zelf, als teamleider van een reddingsbrigade, moet hij het toch hebben van… teamwork.

Buiten schijnt de zon nog even feestelijk en de pieper houdt zich stil.

Sankt Peter, niet ver van Brixen,

Wie had dat gedacht? Ik niet. Dat ik ooit nog zou komen in het kleine dorpje waar Reinhold Messner opgroeide, midden in de Italiaanse Dolomieten. Maar kijk, daar zijn we dan, bij toeval, en bivakkeren een aantal dagen bij de boerderij van de familie… Messner.

Dat laatste blijkt geen toeval, want Messners, daar krijg je hier als postbode een punthoofd van waar een Tirolerhoed rotsvast op blijft zitten.

Het dorpje kijkt uit op de Geislergruppe, een spectaculair massief Dolomietenpieken. Naakt, zoals meestal.

Sankt Peter zelf biedt een blik op Messners kindertijd. Daarbij lijkt aan een schaduw alleen te ontbreken wat in zijn leven nog komen ging, de absolute top.

Het is de muur van het kerkhof, waarop de kleine Reinhold, samen met zijn jongere broertje Günther al vroeg aan het klimmen ging. Voordat ze zich waagden aan wat zo uitdagend voor hen lag, de Geislerspitzen.

De schaduw op de muur lijkt zich ook in meer duistere zin vooruit te werpen, als verwijzing naar de beklimming waarvan Reinhold terugkwam zonder zijn jongere broer…

Hoe zit het hier eigenlijk, tussen al die Messners, met hun gevoel over Reinhold? Glimmen ze niet van trots op hun beroemde zoon?

Antwoord: nee. Sterker, vind in dit dal maar eens iemand met een greintje sympathie voor de bedwinger van ’s werelds hoogste bergen. ‘Haat’ is overdreven, maar het komt er dichterbij dan affectie.

Hoe komt dat? Omdat hij zijn dal verlaten heeft? Omdat hij zo glad is als een brok dolomiet? Omdat hij het, tot op zulke hoogten gestegen, ook hoog in de bol heeft? Omdat hij zijn broer ‘achterliet’, daar in die verre, witte woestenij?

Of heeft hij misschien iets gezegd, of gedaan, waarvan wij niets weten?

Het is onze voorlaatste dag in dit dal. Het zomerseizoen is voorbij, de alpenhutten zijn dicht. De bus, die tot aan de alm ging, heeft nu zijn laatste halte aan de rand van het volgende dorp.

Vanaf daar lopen we, gestaag omhoog. Maar niet alleen. We lopen op met een rijzige figuur, die een indrukwekkende rugzak draagt. Wat gaat hij daarmee doen? Toch niet kamperen, daarboven? Zo’n vijftien kilo draagt hij mee en toch houden we hem maar met moeite bij. Hij mag dan licht grijzend zijn, zijn tanige gestalte één en al spieren en pezen.

En wat gaat hij nu doen? Vliegen. Hij klimt tot op de top van een berg en vliegt vanaf daar naar huis. Vandaar die grote rugzak. Het wordt zijn laatste vlucht van het seizoen. Het is inmiddels te koud. Thermiek valt er niet meer te vinden, dus wordt zijn vlucht één lange, rechte streep.

Wanneer het warmer is kan hij heel lang cirkelen, stijgen en daarbij zelfs neerkijken op de Geislertoppen.

Wij op onze beurt kijken opzij, naar hem. Vijfenvijftig is-ie al, maar wat een bink!

Trouwens, hoe groot is bij het vliegen het probleem van iets kleins? Roofvogels. Behoorlijk groot, zegt hij. Je moet als vliegend mens niet alleen de luchtstromen kunnen lezen, maar ook het gedrag van gevederde vliegers met wie je hun luchtruim deelt. Die kunnen je scherm aan stukken rijten als je je niet gedraagt zoals een medevlieger betaamt.

Over ‘betamelijk’ gesproken, wat vindt híj nu van Reinhold Messner? De aanstaande menselijke vogel heeft er welgeteld één woord voor: een ‘Wahnsinnstyp‘. Geweldig vindt-ie ‘m.

‘Hij was zijn tijd ver vooruit, maar de mensen hier, ze begrepen hem niet. Daar waren nogal wat Holzköpfe bij. Die zijn er hier trouwens nog steeds’.

Zo mogelijk nog meer is hij onder indruk van Günther, de jongere broer, die zo ver weg het leven liet.

En dan komt hij met misschien wel de belangrijkste reden voor de lokale weerzin tegen Reinhold.

‘Ze wilden hier alles ontsluiten voor het toerisme, met liften en wat al niet’. Iets waar Messner voor ging liggen. Dat werd hem niet in dank genomen door degenen die bij, laten we zeggen, ‘Disney Geisler’ het euroteken in volvette vorm voor zich zagen.

En nu, nu lijkt de cirkel rond. Messner, die hier ooit zijn leven begon, wil nu vlak onder de Geislergruppe terugkeren in een huisje.

Hij is oud en het gaat hem niet goed. Zijn hoofd laat hem in de steek, zo weet de aanstaande vlieger, die hem kort geleden nog onderaan de Geisler heeft ontmoet.

Daarvóór nog heeft de oude leeuw iets gedaan dat goed bedoeld was, maar dramatisch uitpakte. Afkomstig uit een arm nest, dacht hij veel van zijn bezittingen al voor zijn dood na te laten aan zijn kinderen. Waardoor hij nu wordt meegesleept in de strijd die overledenen juist ontgaat, die omtrent hun erfenis. Onmin alom.

Ook scheiden zich de wegen tussen de bergbink en onszelf. Zelf gaan we licht stijgend verder, hij steil omhoog. Verderop, vanaf de alm, zien we hem weer, maar dan als een klein stipje aan de hemel, tussen de straalstrepen van vliegtuigen nog hogerop.

De volgende dag wachten we op de bus. Er vlak boven de Raiffeisenbank.

Bij die bank werkte Günther. Verrassend, voor zo’n waaghals. Nóg verrassender: Google tovert een oud lid van de bank op het toneel, die voor Günther zelfs een rol zag weggelegd als filiaaldirecteur: ‘Ein kluger Kopf‘.

De vrouw die met ons wacht op de bus is te jong om dat nog te weten. Wel wijst ze naar beneden, naar waar de Messners woonden, die van het tweetal.

Ze bevestigt het verhaal van de ontwikkeling van het dal die niet in het minst door Reinhold werd gestopt. Ze is er blij mee. Zelfs nu vindt ze het vaak al te vol.

Wijzelf vertrekken. Waar kunnen we in de wereld nog komen zonder teveel te zijn? Misschien is het met reizen wel net zo als met het beklimmen van een berg: de wijsten doen het niet.

Eerder op de site over Reinhold Messner

MMM

TERZIJDE

– In Sankt Peter ontmoetten we een oude vrouw die pas in het Italiaanse deel van het land de omschrijving hoorde die voor haar het beste bij ‘haar’ Geislergruppe past. Het is een ‘gruppo musicale‘.

– In de afgelopen tien jaar zijn de Italiaanse reddingsbrigades in de bergen even vaak in actie gekomen als in de zestig jaar ervoor.