Foutje. Ik vraag de hotelier of hij het erven van zijn eeuwenoude herberg ervaart als een geschenk, of als een last…
– We slalommen tussen de buien door, of beter: de buien slalommen om ons heen. Met dank.
Ons laatste geluk dwingen we af, door een stukje met de trein te gaan. Een Syrische vluchteling op een fiets wijst ons de weg. Bij het afstappen valt hij bijna om. Je aanpassen in een vreemd land heeft vele facetten.
– In de trein is het druk. Daar waar de fietsen horen te staan zitten mensen. Ze wegkijken wil niet lukken. Andersom kijken ze niet stralend naar ons. Pas later leren we dat, wanneer het druk is, fietsen in de Duitse trein niet welkom zijn.
– Een Nederlandse reiziger, die in Duitsland woont, bevestigt ondertussen dat je er tegenwoordig op kunt vertrouwen dat de Deutsche Bahn onbetrouwbaar is.
– Pal buiten het station van Lingen een onverwacht gevoel van welkom.
– Ook in ons hotel is het welkomstbericht onverwacht: wie iets meeneemt van het ontbijtbuffet wacht een boete van €25. Is dat speciaal in de richting van de holländische Gäste?
– Verderop rijden we om een groot spaarbekken heen. Niet voor drinkwater, zo leert een collega-fietser. Het was bedoeld voor de koeling van een kerncentrale, maar dient nu alleen nog als zeilwater en als iets om te ronden, voor de lokale fietsommetjes.
Was het wel een goed idee om zo abrupt te stoppen met kernenergie? De Duitse fietser denkt van niet.
– Wat is dit een heerlijk rustige route! De Ems, naast ons, is voor een groot deel gekanaliseerd. Er varen alleen opvallend weinig schepen in. Ook qua binnenvaart. Wat zegt dat?
We bekijken het schutten van een eenzame ‘Emsaak’ in een van de vele sluizen. Het schip is leeg. In het ruim prijkt een deur, met erboven de metershoge tekst TÜR.
‘Wo ist die Tür?‘, vraag ik een medekijkster. Ze snapt het niet. D en NL, de grens is hier vlakbij, zonder hekken, maar de verschillen blijven bestaan. (Of ben ik het?).
– Geen schepen en … geen beesten. Geen reeën, geen zwijnen, geen Eichhörnchen, niets. Althans, we zien ze niet. Ook geen wolven, al zouden die hier wel degelijk moeten zijn. In Italië had ik altijd een harde pvc-buis op de fiets paraat, tegen de honden. Zou dat ook helpen tegen een wolf met grensoverschrijdend gedrag?
– Wie massaal grensoverschrijdend gedrag vertonen zijn de Holländer. En hoe! Op de parkeerplaatsen van de winkelcentra wemelt het van de gele nummerborden.
Hoe ver is een Nederlander bereid te rijden om ergens te komen waar het goedkoper is?
– Er wordt, voor zover nog nodig, zelfs in het Nederlands geadverteerd om de koopjesjagers over de grensstreep te trekken. Waarbij de prijsverschillen met flankerende vlaggetjes in de schijnwerper worden gezet.
‘De benzine helemaal!’, glundert een medelander, met zijn volle boodschappenkar op het parkeerterrein.
– Iets verderop rijden we, net over de grens, over het Smokkelpad. Dat moet met zulke prijsverschillen toch weer actueel zijn, zou je zeggen.
– Hoe kan het toch dat in Duitsland (bijna) alles zoveel goedkoper is? Echte concurrentie, efficiëntie?
Zelfs de tandarts. Hij presenteert me een rekening van iets meer dan veertig euro voor een behandeling waar hij iets verderop, over de grens, de grens van 240 euro over zou kunnen gaan, zo leren de NL-tabellen.
– In Heede overnachten we in een echte fietspleisterplaats. Alles zelfgebouwd door de eigenaar, met het geld dat hij in tien jaar heeft verdiend met buffelen bij de buren. In Nederland. Daarvan besteedde hij een heel jaar aan de bouw van een villa in Wassenaar.
Rijk is hij er zelf niet van geworden, maar wel heeft hij loon naar werken. Zondagnacht heen, vrijdagavond terug. Noest. Indrukwekkend.
– Het is al weer wat jaren geleden dat een Duitser me vertelde over hoe ‘ongelofelijk veel geld er nog bij de oudere generatie’ van zijn landgenoten zat. Zelfs al zouden ze daar nu op interen, dan houden ze het nog wel een tijdje vol. Maar als ‘ze’ ergens niet tegen kunnen dan is het wel: onzekerheid. En dat heeft wellicht geen feestelijke uitwerking op het stemgedrag.
– Er is nog iets waar ze niet tegen kunnen: creatief gedrag.
We vinden een kamer bij een ‘campercamping’. Iedere camper op een hyperkeurig plekje.
Sinds kort hebben ze er ook een splinternieuw hotel. Een onderkomen voor de fietsen ontbreekt nog. We mogen ze daarom buiten neerzetten, op een parkeerplek tussen de auto’s. Geen goed idee, maar ook geen probleem. Daar weten we iets op.
Er wordt op onze deur geklopt. Door een jonge vrouw. Sissend. Tattoos heeft ze wel, maar creatief gedrag bevalt haar niet. Om over haar Chef maar niet te spreken.
‘Klopt het dat u uw fietsen op de kamer heeft gezet?!!’
We nodigen haar vriendelijk uit om te kijken hoe feestelijk dat eruit ziet. Maar ze wil niet. Alleen al het idee van die aanblik is haar te machtig. Een fiets in de kamer! Das is net so etwas als een pissebed in de Weisswurst.
Maar niet heus. Onze fietsen zijn vuilvrij en heel goed opgevoed. Ze doen niks. Het zijn gewoon twee leuke extra meubels. Veel kinderen (en volwassenen) zijn veel erger. Mogen die dan wel in de kamer?
Maar nee. Die Fahrräder müssen raus.
Fascinerend: ik laat deze Duitse zin beoordelen door een computerprogramma. Die vindt het bijna goed, op één ding na:
Die Fahrräder müssen raus!
– In het restaurant een horecatruc die we nog niet kenden: we mogen pas het eten bestellen als de eerste drankjes op tafel staan…
– Pas weer in eigen land realiseren we ons wat we in Duitsland helemaal niet zagen: fatbikes.
Kortom, we zijn weer thuis. Bijna dan. Eerst komen we nog langs ‘Golfparc Sandur’. Een bord langs de weg meldt dat ook gewone stervelingen er voor koffie welkom zijn.
De gezagsdrager van dienst draagt een kledingstuk met op z’n golfs zijn functie erop: MARSHAL. De fietsen moeten eigenlijk in de fietsenstalling, maar hij vindt het goed dat we onze bepakte rossen parkeren naast de koffiekopjes op het terras.
‘Jullie willen er natuurlijk zicht op houden’, begrijpt hij. Ook verder blijken de mensen hier verrassend aardig. Zijn ze Drents, of zijn ze import?
En je zou denken dat die ‘c’ van het golfparc de koffieroom zou doen schiften, maar nee.
– We zitten hier tussen groene vlakten met gaatjes erin, te midden van gearriveerden die het op die gaatjes hebben voorzien. Dat is wel wat anders dan maar even verderop, waar veel mensen wel aangekomen zijn, maar nog verre van arrivé.
Ter Apel is hier vlakbij. Hadden we daar nu langs moeten gaan, om met eigen ogen te bekijken hoe het er is? Of heeft het als vakantiefietsers juist iets ongepasts om dat te doen?
– In Coevorden vinden we bevestiging van ons vooroordeel. Het kwaliteitsniveau van ons onderkomen ligt aanzienlijk onder dat van over de grens, het prijsniveau er pijnlijk boven.
– Qua eten nemen we geen risico en we begeven ons naar de Chinees. Ze komen er, zoals vele Chinezen in ons land, uit het kustgebied van Zhejiang.
Van Zhejiang naar Coevorden, het kan gek lopen. Maar terug naar zijn land, zodra hij bij ons ‘binnen is’, dat wil de baas niet. Nee. Alleen nog voor vakantie.
– Wel origineel: Coevorden afficheert zich als ‘meest beschadigde stad van Nederland’.
Andere, inmiddels moeizame troef: Coevordens beroemdste zoon, generaal van Heutsz, de bedwinger/beschadiger van Atjeh. Onder meer.
Zijn beeltenis maakt daardoor in onze tijd af en toe iets mee. Maar toch goed dat ze het laten staan. Hij was er en dat mogen/moeten we weten.
– We gaan op huis aan, per spoor. Maar de NS-trein richting Randstad blijkt vol. Er kan geen fiets meer bij. De cirkel is rond.
Nog meer recente D-Notities