Oké, toegegeven, ik ben een ouwe taart. Ik ben uit de tijd van ‘De Grote Drie’: Kan, Hermans & Sonneveld. Wim Kan deed de politiek, Toon Hermans maakte iets uit niets en Wim Sonneveld kon goed zingen.
In hun schaduw opereerden nog wel een paar andere cabaretiers, maar veel waren het er niet. En kijk nu eens! Misschien komt het tekort aan personeel in de horeca daardoor: er lijken wel meer cabaretiers te zijn dan het zand der zee.
Maar zijn ze ook de moeite waard? Sommigen komen uit aan de goede kant van de streep, zoals Cornelissen, Finkers en Van Vleuten. Maar ook die zijn eigenlijk alweer oud.
En de jongere garde? Veel kan ik daar niet over zeggen, om de simpele reden dat ik bij de meeste van hen nooit ver kom. Zodra ze gaan beginnen met ‘P&K’ draai ik ze de nek om. Al zappend. En met P&K komen ze doorgaans al snel. Voor zover nodig: met P&K bedoel ik de geslachtsdelen (m/v) in informele benaming.
Maar ja, voor ik het weet ben geen gewone ouwe taart, maar een vastgeroeste ouwe taart. Daarom vermande ik me – kan dat woord eigenlijk nog wel? Goed voor een conference! – en trok de stoute schoenen aan. Op het programma stonden twee optredens van aanstormend talent. Live, dus zappen was geen optie. Maar de optreedtijd was beperkt: elk een half uur. Daar stond weliswaar tegenover dat tactische terugtrekking ter plekke vrijwel ondoenlijk was, maar zo werd ik tenminste gedwongen niks te missen.
Zou het ze gaan lukken, zonder P&K? Of anders dan toch één van de twee?
Maar nee, het lukte niet. Al zagen ze er beiden bij aanvang wel veelbelovend uit.
De eerste was een man. Een beetje een tobbertype. Maar na een kwartier kwam het er dan toch uit, het hoge woord. En dat was P. Zijn P. Vrijwel de hele rest van wat hij ons te zeggen had, had ermee van doen.
Dan maar mijn hoop gevestigd op haar. Geen tobberin, zij, verre van. Een tante met pit. Fijn. Totdat ook zij begon. Met K. Die van haar. En ook met P. Die van hem.
De mijne gaf geen krimp. Omdat er niets te krimpen viel. Ook niet nadat ze ons liet weten wanneer haar K nat was.
Daar was ik niet voor gekomen. Ik hoopte op wat wel ‘kleinkunst’ heet, maar van dat begrip was alleen het eerste deel paraat. Aantal keren dat ik moest lachen, in 2x dertig minuten: nul. Terwijl ik toch in de lachstand was gestart.
Lachten de andere aanwezigen wel? Geregeld, een beetje. Maar zelfs ‘een beetje’ had al iets vervreemdends. Meenden ze het ook? Na afloop hoorde ik een jonge man zeggen dat hij het (in mijn woorden) uit een soort mededogen deed. Omdat het zielig is voor degene die op lachen wacht als het stil blijft.
Maar was hij wel representatief voor de lachers in het algemeen? Het lijkt wel alsof bij een conference Anno Nu een verhaal zonder P&K gezien wordt als een maaltijd zonder P&Z, peper en zout. En of inmiddels alleen ’turbo-P&K’ nog effect kan hebben, zoals het ook voor de pornoverslaafde steeds extremer moet.
Het voelde… armoeiig. Gelukkig bracht het programma nog een toetje, van weer een half uur. Een toptoetje. Dans, geen cabaret. Zonder woorden hield de hemel buiten op met huilen. Zo kwam de avond toch nog goed.
TERZIJDE
Het lukte hem en haar bovendien niet hun ouders erbuiten te houden. Hij: zijn moeder. Zij: haar vader.