517. Mam, …

Mam, wat?

‘Mam, ik ben geen crisis’.

Ehm…

Dat is de titel van een boek.

O ja? Wel een heel slechte dan.

Of toch niet…?

Ik zit in de trein. Tegenover me ploft een jonge man neer, gekoptelefoond. Tot zover alles regulier.

Nu is het zo dat ik me doorgaans niet versta met schepsels die mij waarschijnlijk niet zullen verstaan. Niet zozeer vanwege dat auditieve obstakel, maar omdat ik ervan uitga dat oortjestypes & Co. niet voor de buitenwereld beschikbaar zijn. Tweebenige bubbels.

Wat bewoog me dan om toch het woord tot hem te richten? Ik vermoed zijn ‘allochtoniteit’, een woord dat voor zover ik weet nog niet bestond, maar verband houdt met het als incorrect afgeserveerde begrip ‘allochtoon’. Inmiddels ‘gecorrecteerd’ tot ‘iemand met een migratieachtergrond’. Een uitdrukking te lelijk, en onzinnig, om te gebruiken.

De achtergrond van deze jongeman was het bekende NS-interieur. Daarin stak hij voor mijn gevoel op de een of andere manier nog allochtoner af dan anderen. Wellicht was het daarom dat ik hem aansprak. Bij wijze van welkom.

De mens à la NS.

Nadat ik hem zo ontbubbelde bleek echter dat hij voor zijn bedekte oren een goede reden had. In zijn bubbel was hij op weg naar de studio in Hilversum. Daar werd hij verwacht bij een radiouitzending. Live. Het was een programma dat al begonnen was, en daarnaar luisterde hij alvast.

Al snel bleek zijn ‘radiowaardigheid’. Zelfs tv-waardig was-ie. Is-ie. Mediawaardig. Wellicht had hij in zijn korte leven al meer meegemaakt dan alle passagiers in onze wagon bij elkaar.

Ismaîl is een vluchteling, een Koerd. Acht jaar pas is hij in ons land. ‘Pas’, gezien zijn beheersing van de Nederlandse taal, die ronduit indrukwekkend mag heten. Sterker, hij heeft zelfs (zonder AI) een heel boek in lagelandentaal uit zijn laptop geschud. En over dat boek ging hij het hebben, daar in de studio. Bij het programma ‘De Taalstaat’.

Dat boek ging ik uiteraard kopen. Niet alleen omdat Ismaîl en ik elkaar inmiddels ‘kenden’, maar omdat zo’n boek precies was wat ik nog miste: het persoonlijke relaas van één iemand uit de schier oneindige stroom vluchtelingen die de laatste jaren ons land bereikt.

‘Ik ken ‘m uit de trein’, zei ik tegen de vrouw van de boekwinkel, toen ik haar vroeg naar ‘Mam,…’

De boekenvrouw kon het bijna niet geloven. ‘In de trein spreekt toch niemand met elkaar?’

Het is een treurig feit dat ook Ismaîl vol verbazing in zijn boek vermeldt, slechts één illustratie van de cultuurkloof waar je als Koerd in belandt, eenmaal aangekomen onder N.A.P.

Knuffelsessies?! Koerden doen het vanzelf. En Ismaîl zeker.

‘Mam, … ‘ is in feite een monoloog, door de schrijver gericht aan zijn overleden moeder, verhalend wat hem is overkomen. Dat is heel wat. Te beginnen met wat hem allemaal al overkomt nog voor hij westwaarts gaat.

Tijdens ons treingesprek weidden we niet veel uit over zijn avonturen. Die kon ik immers achterhalen in zijn boek: het grote voordeel van schrijven. Het is veel werk, maar dan hoef je daarna niet alles telkens opnieuw te vertellen.

Ook hier zal ik niet uitweiden over wat er zoal staat in dat boek. Iedereen kan het zelf gaan lezen en moet dat vooral gaan doen. Goed geschreven is het natuurlijk niet. Dat zou ook een te groot wonder zijn. Het is al een klein wonder dat iemand die pas zo kort bij ons is welk boek dan ook kan schrijven in onze taal. In hoeverre hij daarbij (expres niet?) geholpen werd door een redacteur is onbelangrijk. Zoals mijn eigen stelling luidt:

Als je wél iets te zeggen hebt dan komt de rest wel, al gaat dat niet vanzelf.

Inmiddels heb ik ‘Mam, …’ uit. Maar met die ene vraag zit ik nog steeds: wat je als vluchteling mag eisen als je aankomt in een vreemd land dat niet om je komst heeft gevraagd. Misschien wel helemaal niets.

Dat neemt niet weg dat ik al lezend in woede ontstak bij de episode waarin de vluchteling aankomt in ons land met niet meer dan de (vieze) kleren die hij aanheeft. Om andere kleren te krijgen kan hij een afspraak maken. Over twee weken.

Oké, we hoeven elke vluchteling niet per direct te voorzien van een nieuw setje van Armani, maar een land van waaruit hele scheepsladingen overtollige kleding worden gedumpt in Afrika moet toch beter kunnen.

Ondertussen blijft de paradox bestaan dat veel migrantenvijandige landen migranten broodnodig hebben, Italië voorop. Naast het feit dat de Nederlandse woningnood een ‘nood is die niet nodig is’. Woonruimte is er voldoende, hij is alleen verkeerd verdeeld. Samenwonenden houden voor de zekerheid nog een tweede woning aan, alleenstaanden blijven na scheiding en het vertrek van de kinderen vasthouden aan lege kamers, enzovoort.

En toch richt de agressie zich tegen de nieuwkomers, zoals steeds schokkender blijkt uit het stemgedrag. Terwijl nieuwkomers hun nieuwe land vaak juist verrijken.

Onlangs ontmoette ik een leraar in ruste. Mij leerde hij te zijn afgeknapt op leerlingen die in ons land zijn geboren en weer opgeknapt door degenen van buiten. ‘Leerlingen’ die niets willen leren versus leerlingen met honger, niet meer naar eten, maar naar kennis.

Daaronder opvallend veel Koerden.

En ‘Mam, …’? Die schijnbaar hopeloze titel blijkt juist goed. Er blijkt uit wat moet. Hij moet duidelijk van iemand komen die niet van hier is. En nog iets niet: je vergeet ‘m niet.

*

Ismaîl Mamo

MAM, IK BEN GEEN CRISIS

Das Mag Uitgevers

*

TERZIJDE

– Kan er één naam onwaarschijnlijker klinken op je levenspad als je ver van hier geboren bent?

Ter Apel.

– ‘Correcteren’ behoort tot de Joostiania.