We gingen naar Ierland. Dachten we.
We stonden al met onze koffers bij de deur toen het bericht kwam: ‘Uw vlucht is geannuleerd’.
Daar ging onze eetafspraak, met ‘echte Ieren’. En daar ging ons onderkomen, dat wij op onze beurt annuleerden, maar dat we al onomkeerbaar hadden betaald.
Eigen schuld, dikke bult. Je moet er ook niet op rekenen dat je je deur uitstapt en even later in Ierland aan tafel kan gaan. Dat zoiets kan lukken is, goed beschouwd, een wonder.
Bovendien, zo zou blijken, had de Italiaanse instelling ‘il destino‘ expres een streep door onze vlucht gezet. Zodat ik de volgende dag terecht zou komen naast die ene man. Want, zelfs als diezelfde man ook op onze originele vlucht zou hebben gezeten en die was doorgegaan, dan nog was dat nooit gebeurd. De geannuleerde vlucht was namelijk met een maatschappij die onderscheid maakt tussen passagiers die er ook op de grond al goed bij zitten en gewone stervelingen, zoals wij.
De vlucht van de volgende dag, waarop wij waren omgeboekt, was echter met een maatschappij die doet aan ‘All (wo)men are equal‘. Voor even. Zolang de vlucht duurt.
Vandaar dat het kon gebeuren dat ik naast een man terechtkwam die er wel heel equal uitzag, maar het niet was. Sterker, achteraf vroeg ik mij af waarom die man niet met zijn eigen vliegtuig was gegaan. Niet dat ik wist dat hij er een had, maar zo niet dan zou het me verbazen.
Hij had er ook een kunnen huren, maar zelfs dat deed hij niet. Waarom, dat mag De Heer weten. Niet omdat hij zo graag naast mij wou zitten, want hij wist niet dat il destino dat voor hem in petto had.
De man was onberispelijk gekapt, dat wel, maar hij droeg een onbestemd soort spijkerbroek, een gewone blauwe trui en schoenen die eerder op een soort sloffen leken. Die uitmonstering zette me aanvankelijk op het verkeerde been. Alsof we, hij en ik, qua welstand ongeveer even dicht bij elkaar stonden. Zaten. Het bleek een misverstand waarvan de grootte pas gaandeweg contouren kreeg.
Misschien had hij, zijn oortjes al paraat, helemaal niet verwacht dat ik het woord tot hem zou richten. In de hedendaagse luchtvaart zien heel wat passagiers namelijk kans hun medemens, pal naast hen, niet te zien. Althans, te doen alsof.
Zelf ben ik er daar echter niet een van. Ik vind dat ik op zijn minst moet laten merken dat het mij niet is ontgaan dat mijn medepassagier bestaat. Dat kan qua diepgang variëren van ‘We gaan op tijd vertrekken!’ tot het overrompelende ‘Gaat u iets leuks doen?’
Wat ik in dit geval zei, weet ik niet meer, maar wel dat ik al gauw ontdekte dat mijn buurman uit een land kwam waar ik nog nooit ben geweest. Sterker, ook had ik nog nooit eerder een Cyprioot ontmoet.
Dat was niet zonder consequenties, want ik wilde graag weten hoe het nu in Cyprus was. Vooral wat betreft de scheiding tussen het Griekse en het Turkse deel.
‘Tegenwoordig wonen er veel Russen’, wist ik. ‘Inderdaad’, zei de man, ‘en er komt nu ook veel Israëlisch geld het land in’.
Zo bleef de smartphone in de hand van mijn buurman onaangeroerd. Maar het scherm bleef actief. Er prijkte een fraai logo op. Van een bedrijf. Zijn bedrijf.
Hij deed geen poging de naam die erbij stond te verhullen. Sterker, hij liet het me beter zien. Zo kwam van het een het ander.
Zijn bedrijf bleek meerdere kantoren te hebben, verspreid over de wereld. En eigenlijk was hij op weg naar Londen. Ierland was alleen een tussenstop, om geld op te halen dat een Ier hem al heel lang schuldig was.
Zo groeide gaandeweg het welstandskloofje tussen ons. Het nam nog serieuzere vormen aan toen hij vertelde dat hij ook in Londen een huis bezat. En helemaal was het gedaan met het Hij&Ik-gevoel toen hij zich beklaagde over zijn Londense kosten voor gas en licht. Die waren in korte tijd omhoog gegaan van laag in de tweeduizend tot achter in de drie. In Engelse ponden, nam ik aan.
Wat voor huis kon dat zijn?! Hij had het zelf laten bouwen, maar dat was geen indicatie dat het een koopje was. Hij liet me foto’s zien die deden denken aan een zessterrenhotel, als zoiets zou bestaan. Oppervlak: 1200 m2. Hij vroeg me niet naar dat van ons (64).
Wel waren we het over één ding roerend eens: een leven zonder wijn is ronduit treurig. De meeste van zijn flessen (4000), bewaarde hij trouwens niet in Londen of in Cyprus, maar onder zijn huis in Spanje.
Als je teveel wijn drinkt krijg je een zware tongval, maar mijn buurman had die al van nature, zo leek het. De klank ervan deed denken aan Oost-Europa. Van opzij probeerde ik de man beter te bekijken, maar hij hield zijn blik vooral naar voren gericht. Toch meende ik te zien dat zijn ogen eerder blauwig waren dan het donkere dat ik van een volbloed Cyprioot verwachtte. Al had ik er nog nooit een gezien. Er begon me iets te dagen…
Het vliegtuig vloog en vloog, terwijl ik te horen kreeg wat mij sterkte in mijn groeiende vermoeden. De man had een gemengd Oekraïens-Pools-Russische achtergrond. Het was in Oekraïne dat hij zijn opleiding was begonnen en hij kende er nog veel mensen.
Hij vertelde dat de stemming in Oekraïne bezig was om te slaan en voorspelde dat Zelensky nog één jaar had te gaan.
‘Als de stemming daar omslaat dan zouden ze het weleens kunnen gaan verliezen’, somberde ik. De man leek er niet rouwig om. Hij beweerde dat Oekraïne al vele honderdduizenden manschappen verloren had.
‘En waarvoor?’, zei hij.
‘Voor de onafhankelijkheid van hun land’, zei ik, maar dat overtuigde hem niet.
‘Vroeger waren ze een bevoordeeld onderdeel van de Sovjet-Unie’. Alsof ze opnieuw beter af zouden zijn in zoiets als voordelige onderdanigheid.
‘En, trouwens’, voegde hij eraan toe, ‘ik heb er niet om gevraagd om nu ver in de drieduizend te betalen voor gas en licht’. Alsof de Oekraïners zich maar beter gauw konden overgeven, zodat zijn energierekening dan minder hoog zou zijn.
Inmiddels was ik er vrijwel zeker van: mijn buurman was een Rus. Geen gewone, maar één van die Russen die EU-burger zijn geworden door het met veel geld kopen van een Cypriotisch paspoort. Een wellicht even harde als slimme man.
Maar dat harde verzachtte, bij het naderen van de Ierse kust. Daar wachtte de man die hem nog geld schuldig was. En niet weinig, leek het. De geldgever had het na drie jaar terug moeten krijgen, maar de teller stond nu op acht.
‘Die man heeft het moeilijk’, onthulde zijn crediteur, niet zonder begrip. ‘Hij heeft een zoon die niet in orde is. Als hij nu nog zegt: ‘Ik heb het niet’, dan zeg ik: ‘Vergeet dat je me ooit gekend hebt. We laten het hierbij’.
Zo verraste hij me alsnog, de ‘mystery man‘, terwijl we, heel toepasselijk, landden in een dichte mist. Hij stond op en draaide zich naar ons toe. Zo zagen we hem voor het eerst van voren. Hij glimlachte en had zowaar opeens iets sympathieks.
Als om hem te belonen voor zijn ‘mededogen op de valreep’, gaf ik hem een schouderklopje.
Op de schouder van, ja, van wie?
Vervolg: Ierse Notities / 2
TERZIJDE
Inmiddels meen ik te weten wie hij is. Vol verbazing dat hij mij de kans gaf dat te ontdekken.