Tijdsbeeld / November 2022
6.
In Toscane bespeuren we geen vrees om het in het openbaar over politiek te hebben. De regio was altijd al een bastion van links en is dat nu nog steeds. Maar minder. De partij die er nog steeds de scepter zwaait is onderwerp van scherpe kritiek. Het wordt de Partito Democratico kwalijk genomen dat het land nu zit opgescheept met een ‘ernstig rechtse’ regering. In de ogen van velen had dat niet hoeven te gebeuren en had de competente Mario Draghi nog een tijdje door kunnen regeren als ook de politici competent waren geweest.
Naast de weg onder ‘onze’ olijfgaard ligt een plastic pijp. Er zit een bodemmonster in, om te zien of er een nieuwe weg kan worden aangelegd. Maar de man die het monster heeft getrokken is sceptisch of de weg er ook echt zal komen: ‘Dit is Italië…’
Ik zeg hem dat die kans groter is dan ooit. Vanuit Brussel is een tsunami aan euro’s aanstaande en daar moet wat mee. Hoewel Italië, in plaats van nieuwe dingen, ook heel wat nodig heeft voor onderhoud.
Wat betreft de hand in eigen boezem, inzake wat er mis is in Italië en eigenlijk overal, ziet een andere Italiaan nog een uitweg: ‘Het zijn de Chinezen’.
We gaan een stukje met de bus, terug richting noorden. De chauffeur is gedetacheerd in de buurt. Eigenlijk komt hij heel ergens anders vandaan, maar lokaal kunnen ze geen chauffeurs meer vinden.
In elk geval rijdt hij als de beste, zelfs al checkt hij om de haverklap zijn ritschema onder het rijden. In zijn carrière is hij al overal geweest. Amsterdam en de Zaanse Schans hebben voor hem geen geheimen. Net als de internationale verkeersmores. Frankrijk was het ergste. ‘In Duitsland rijden ze 50 als er ’50’ staat. Bij ons moet er daarvoor ’20’ staan’.
We komen door de geboorteplaats van Giotto, uit Italiës roemrijke verleden. Nu gaat alles achteruit, zegt de chauffeur. ‘Overal’.
Zijn bus is prima, maar nog handgeschakeld. Privé rijdt hij inmiddels met een automaat. Na taaie macho-tegenstand – dat een automaat iets zou zijn voor mietjes – gaan ook de Italianen nu om, zegt hij. Elektrisch rijden, dat is nog zeldzaam.
Vanaf Borgo San Lorenzo boemelen we ook niet elektrisch. Het treintje rijdt op diesel.
Een Nigeriaan geeft me zijn smartphone, om zijn vrouw te overtuigen dat hij echt in de trein zit. Ze gelooft hem niet. Maar wat ik ook zeg, ze blijft boos tegen me doorratelen in een Afrikaanse taal. Vermoedelijk is ze ervaringsdeskundige wat haar man betreft.
Buiten komt het hart van de Apennijnen voorbij. De dorpjes ogen stil en eenzaam.
Op het perron van Faenza is een Afrikaans echtpaar in rep en roer. Ze slepen met een tas waaruit iets lekt. Maar wat? In elk geval brengt het ze ertoe te proberen hun spoor uit te wissen, met een kledingstuk uit hun bagage. Een fascinerend spektakel.
Na de bergen is nu alles plat. Kiwiplantages, eindeloos. Vanaf hier is het één lange, rechte streep naar Reggio Emilia. Daar blijkt het station opvallend boevig, althans Reggio ‘CS’. Het stadje heeft ook een apart station voor de hogesnelheidslijnen, een paar kilometer weg. Het is een bouwwerk van Calatrava, de Spaanse spektakel-boven-alles-architect. Bij ons bekend van een reeks waarom-hier-brugjes in Hoofddorp.
We betrekken een hotel in het centrum, waar alles juist opvallend braaf en rustig oogt, in contrast met het station.
Toch heeft onze gastheer, een echte reggiano, thuis een voordeur als van een bankkluis, al behoort hij gewoon tot de middenstand.
Een spandoek op het centrale plein vraagt ‘Gerechtigheid voor Giulio Regeni‘. Daarbij gaat het om een student die in 2016 werd doodgemarteld, in Egypte. Volgens een Italiaans onderzoek gebeurde dat vermoedelijk in opdracht van de Egyptische geheime dienst.
En nu, in 2022, is de wereldtop juist aanwezig in Egypte, dat mooi weer speelt in het kader van een klimaatconferentie. Regeni lijkt elders vergeten, maar hier niet.
Reggio is nog ‘rood’, ook na de laatste verkiezingen. Ze voelen zich er wat ingeklemd, leer ik, tussen het aristocratische, arrogante Parma in het noorden en het meer gewone Modena in het zuiden. Maar de Modenezen pochen dan weer met grote namen, die Reggio niet heeft, zoals Ferrari. Hoewel, één klinkende naam heeft Reggio toch ook: Max Mara. Een Franse Mara-madame doet wat neerbuigend tegen de receptionist van ons hotel.
Ik vraag de beschaafde Griek naar zijn ervaringen met de verschillende nationaliteiten. Over de beste gasten moet hij nadenken, de ergste weet hij meteen: Russen en Israeli’s.
Ooit bedacht ik de term niet-foto. Het is een foto die je had moeten maken, maar het niet deed. In dit geval zou dat ook wat moeilijk zijn, want ik sta er zelf op. Bij het stoplicht. Twee oudere Hollanders en een travestiet, gedrieën naast elkaar. We zijn weer in de buurt van het station. Het is nog vroeg, maar de travestiet is al open voor zaken. Het wordt groen en zij/hij wiegt voor ons uit. Een auto stopt, met een onbeduidend mannetje erin. Ze worden het niet eens.
Bij het station help ik een Afrikaanse vrouw aan een kaartje uit de automaat. Ze spreekt niet één woord van de talen waarvan ik er een paar enigszins machtig ben.
Onze Reggiaanse gastheer maakt zich zorgen. Rechts kan je hem niet noemen. Als je binnen de muren van zijn huis de naam Berlusconi laat vallen, reageert hij als door een wesp gestoken: ‘Niet vloeken hier!’
Maar wel vreest hij dat Reggio afkoerst op een ramp. Het stadje, buiten de grote stromen van het toerisme, is niet gewend aan migranten. ‘In de jaren negentig kwamen de Chinezen en nu de ‘gekleurden’. Het worden er teveel, dat kan niet goed gaan’.
Wat vindt hij van Meloni? Blij is hij er niet mee, zeker niet, maar hij vreest ook geen terugkeer naar toestanden zoals exact een eeuw geleden. Bovendien, denkt hij, is Meloni nog de beste van het trio dat in de huidige regering de dienst uitmaakt, of dat probeert. Naast de rabiate xenofoob Salvini en de wandelende mummie Berlusconi is dat niet zo’n kunst, maar toch. Anders dan die twee, keert ze zich inzake Oekraïne tegen de Russen en ze houdt zich gedeisd tegenover Brussel, wetend dat die rijke ruif anders op slot gaat. Gek is ze niet.
Midden in Reggio staat een feestwinkel, de Libreria all’Arco. Een boekwinkel uit de eredivisie. Sinds kort staat er Coop achter de naam. De ‘rode’ supermarktketen is de zaak te hulp geschoten. Zo’n groot boekenpaleis heeft het moeilijk in tijden van internet.
Ik stuit op een giga-stapel met de nieuwste van Roberto Saviano, de auteur die met zijn boek Gomorra wereldberoemd werd en sindsdien 24/7 wordt beveiligd. Juist vandaag had hij in Reggio zullen optreden, maar hij komt niet.
Ik vraag een medewerker naar het waarom. De kust bleek niet veilig. Dat is hij voor Saviano nooit echt, maar kennelijk zijn er concrete aanwijzingen. Saviano deed met name een boekje open over de camorra, uit Campanië. In Reggio bestaat een vrij omvangrijke gemeenschap met wortels in Calabrië, de regio van de ‘ndrangheta, die ook actief is in Nederland. Een andere groep, zou je zeggen, maar kennelijk zijn ze onderling bereid tot ‘collegiale actie’.
De medewerker verhaalt van een vorige keer, toen de auteur te gast was in zijn winkel. Binnen waren er toen meer politiemensen dan gewoon publiek. Dat stond vooral buiten op straat en keek daar naar grote schermen. Saviano zelf werd aan- en afgevoerd niet via de voordeur, maar kruip-door-sluip-door via een belendende winkel. Dat is de prijs die hij betaalt voor wat hij heeft geschreven en daarbij heeft hij levenslang.
Vandaag presenteert iemand anders er zijn boek. Een astroloog, in een roodfluwelen jasje, doet daarin uit de doeken wat 2023 gaat bieden. Wij laten het aan ons voorbijgaan. Dan blijft het tenminste spannend.
Het hotelpersoneel ontneemt ons alvast de hoop dat het in 2023 gaat lukken de gasten op te voeden ter ere van het milieu. We zeiden dat het niet nodig is om elke dag alles in de was te doen. We suggereerden de elders vaak gangbare praktijk om dat wat de gast gewassen wil hebben op de grond te laten leggen.
Ze hadden het geprobeerd, ‘maar mensen lezen niet’. Een andere manier dan, om de gast althans de kans te geven te laten weten dat hij handdoeken, misschien wel niets, gewassen wil hebben?
Het personeel keek ons meewarig aan. ‘Italianen gaan dat niet doen’.
En de lakens? De poetsvrouw kent, zoals de Italianen zeggen, haar polli, haar kippen: ‘Veel vrouwen schminken zich niet af’.