Ooit schreef ik:
‘Laatst moesten we naar Utrecht. Zoiets kan gebeuren en dan moet je er maar het beste van maken’.
Typisch iets Made in Mokum. Intussen ben ik veel vaker in Utrecht beland. Laatst weer. Zo erg is het er niet, integendeel.
Zomer, 2022. Op het station ontwaarde ik een echtpaar bij wie we jaren geleden te eten waren geweest. Het werd een avond die hoogst verrassend eindigde: op de Spoedeisende Hulp.
Ik had ze lang niet meer gezien. De twee waren druk in gesprek met een derde. Ik stoorde ze maar niet, terwijl ik terugdacht aan die gedenkwaardige nacht, rood van het bloed en wit van het TL-licht. In het OLVG. -Oost.
Met mijn ‘Dame Van Toen’ = mijn ‘Dame Van Nu’ bezoek ik het Utrechtse Centraal Museum. Er is een tentoonstelling aan de gang over de stad & gezondheid. ‘Aan de balk’ een oorzakelijk overzicht van dodelijke slachtoffers in Utrecht door de eeuwen heen. Met corona als mini-bolletje, rechtsonder.
Even verderop worden we op nog iets gewezen. De één hoeft voor aandacht verder niets te doen, terwijl de ander specifiek moet/wil laten weten: ‘Ik heb ook wat’.
Er vlakbij, contrasteert een Chinees jongetje met T.rex T-shirt alleraardigst voor – Wat doet díe hier?! – neerlands nieuwste museale aanwinst, Rembrandts Vaandeldrager.
Wat kostte die ook alweer? De suppoost weet het precies: 175 miljoen euro. Maar of de 150 die de NL-staat erin stak, om voortaan in eigen land met dat vaandel te kunnen zwaaien, daarmee goed besteed was… daar laat hij zich niet over uit. (De rest kwam van vrijgevige derden).
Vanaf een bankje aan de Stadsbuitengracht maakt Utrecht een vredige indruk. Meer passanten dan in Mokum zien je letterlijk zitten, met of zonder groet.
Links, zo meldt de tekst op haar rug, is een vrouw bezig Utrecht te vergroenen. Ze strooit zaadjes uit een piepklein zakje. Recht vooruit flirten twee kleine meisjes met vallen in het water. Een drietal rechts maakt daarvoor zelfs concrete plannen, twee jonge vrouwen en een jonge man. De vrouw die het snelst te water gaat is er ook het snelst weer uit. Ze draagt een nogal sexy bikini en komt zich bij ons bankje verontschuldigen: ‘Ik had geen zwempak bij me. De anderen vinden dit niet kunnen’.
Wij Amsterdammers kunnen daar best tegen, laten we haar weten, maar is het water niet nog te koud?
‘Ik doe dit in de winter ook’, bekent de ‘bikini’. ‘Thuis, in Amsterdam’.
Ze gaat opnieuw te water. Als Man van Vroeger suggereer ik de Jonge Man van Nu dat hij wel onze gender-eer hoog te houden heeft en dus niet te lang mag dralen. Even later dobberen ze alle drie. Tussen passerende huurbootjes, de meeste bestuurd door kapiteins die misschien/waarschijnlijk ook niet kunnen fietsen.
Op het terras van Het Ledig Erf blijkt de nieuwe tijd te zijn gearriveerd. Gewoon zeggen wat je wilt is er niet meer bij. Je QRijgt pas wat te drinken na het scannen van een code met je telefoon. We vragen dispensatie, op grond van onze leeftijd, en krijgen die bijna onthutsend per direct.
Een belendende oude stamgast loopt hierop krachtig op ons leeg. Zijn hobby’s en ziekten inclusief. Ik zou daarom hier kunnen vermelden dat hij…
Maar intrigerender nog is het aantal mensen dat ik zie met rood haar. En dat terwijl, naar ik begrijp, er daar steeds minder van zijn. Ze organiseren soms Red Hair Meetings, maar in Utrecht lijkt dat als vanzelf te gaan.
Wat Anno Nu niet vanzelf gaat, is het vinden van personeel. In het Indiase restaurant hebben ze er iets op gevonden: Italianen. Uit het land waar ze bang zijn voor 13 (Brrr), voor 17 (Brrrrrr!) en andere voortekenen om van te rillen.
Na een concert in Tivoli, met ’s Lands Minste Beenruimte, haasten we ons naar het station. Ik heb nog een laatste tram te halen. Mijn dame niet. Ze is met de fiets.
In de trein is het rustig. Tot vlak voor vertrek. Een opgewonden wolk meisjes – nou ja, jonge vrouwen – posteert zich boven op elkaar en naast ons.
We kunnen het ondergaan of we storten ons erin, naar keuze, en kiezen voor het laatste:
‘Zeg het maar, wat gaan jullie doen?’
Na het oudje op het terras is het nu de jeugd bij wie de sluizen opengaan. Het blijken studentes, met iets te vieren. Utrecht is leuk, heel leuk, maar voor iets speciaals begeven ze zich toch naar de hoofdstad.
(Al bekent één van hen stilletjes dat ze liever naar bed was gegaan).
Zelf liggen we er bijna in, denken we. Ik stort me in het openbaar vervoer, mijn dame pakt haar fiets. Ze passeert vlakbij het adres van het stel waar dit stuk mee begon.
Vrijwel exact op die plek stopte haar geheugen.
Tot in het OLVG. -West.
Terzijde
– In Amsterdam bestaan er tegenwoordig, ter verwarring, twee ziekenhuizen met de naam OLVG.
-Oost en -West.
– Een ex-wethouder van Mokum is tegenwoordig burgemeester van Utrecht. Net als haar Amsterdamse collega wordt ze naar huidig volksgebruik met regelmaat bedreigd. Met de dood en wat al niet. Toch reed ze ‘gewoon’ langs ons. Op de fiets, alleen, en zonder zonnebril. Een competente tante. Denk ik, inmiddels. ‘Met ballen’ bovendien.
– De geciteerde zin bovenaan is de start van het stuk ‘Geurterreur’, in Ontkurk de wijn! / Wijnboek met tempo.
Voor liefhebbers alleen nog verkrijgbaar bij Literaire Boekhandel Evenaar. (En bij mij).