Il Pettirosso – De Roodborst
Het is winter.
Buiten zit Robin, mijn vriend. Onder de jasmijn. Robin, even voorstellen, is onze roodborst. Nou ja, -borstje. Vreemd eigenlijk, hoe sommige vogels aan hun namen komen. Want dat borstje van Robin is niet rood. Zal het ook nooit worden. En toch hipt-ie ook hier als pettirosso in het rond. Terwijl een withete Italiaan in zijn eigen taal juist nero is: zwart.
En dit jaar heeft Robin toevallig heel veel te stellen met iets zwarts. De zwarte roodstaart om precies te zijn. Die is hier voor het eerst. En wat Robin betreft voor het laatst. Hij is er helemaal nero van. Witheet dus.
Ondanks de kou. Want al lijkt het dan alsof zelfs de maten van Vivaldi’s ‘Vier Jaargetijden’ in onze tijd in de mixer moeten, de Toscaanse winter blijft niet te onderschatten. Kijk maar naar Robin. Net een bolletje.
Waar zou–ie eigenlijk vandaan komen, die kleine? Er is dat verhaal van ‘Het roodborstje en de eeuwigheid’. Ergens, hoog in Scandinavië, ligt een kolossaal blok graniet. Een roodborstje keert daar ieder jaar naar terug. Voor het bijslijpen van zijn snavel. En pas wanneer die enorme rots door het jaarlijkse snaveltjevijlen verdwenen is, dan pas is er één dag van de eeuwigheid voorbij.
Zo. Gewoon om even een idee te krijgen van hoe lang de eeuwigheid duurt. Daarbij wordt er terloops vanuit gegaan dat ook dat borstje zelf het eeuwige leven heeft. Maar dat is zo gek nog niet. Ook ik denk dat Robin ieder jaar, altijd, dezelfde blijft. Dat-ie in zijn eentje even onveranderlijk is als het roemruchte ‘Perzische Leger der Tienduizend’. Daarom was de verwarring dit jaar ook zo groot toen er opeens wel vier, vijf Robins tegelijk door de tuin heen sjeesden. Alsof je als kind een hele serie Sinterklazen langs ziet komen. Op tempo.
Ehm, welke is dit nu?
Robin, onze Robin van altijd, zo wisten we zeker, had het er maar druk mee. Of er onder al die dubbelgangers nu damesborstjes waren, of niet. En dan had hij ook die snertroodstaart er nog bij. Het schijnt dan wel allemaal familie te zijn, de lijsterfamilie om precies te zijn, maar Robin kon ze niet luchten of zien. Misschien juist omdat het familie was. Mij vindt-ie prima. Lijkt het. Maar we zijn dan ook vrienden. Hoe dan ook, Robin maakte overuren om die hele roodborst- en -staartenbende de deur uit te krijgen. Maar, uiteindelijk, zijn we weer vertrouwd onder elkaar.
Boven Robin bloeit de jasmijn, heel bescheiden. Bescheiden geel. Terwijl het zwijgende, geploegde land onnavolgbaar bruin ligt te zijn. In de schoot van de winterse aarde wacht een nieuw begin. Onder het bruin wacht de favino, een bonensoort.
En wij, wij wachten op het bloeien van de amandelboom. Zover is het nog niet. De wereld mag in de war zijn, zelfs de seizoenen, maar buiten hipt en flipflapfladdert Robin nog even feestelijk. Kijk, daar zit-ie. ’s Werelds kleinste rots in de branding.