Wie brengt er weleens de nacht door in Handel? Ik niet. Althans, tot voor kort.
Want inmiddels hebben kennissen daar een boerderij betrokken en dus ging ik laatst met een vriendin op pad.
Het zonnetje scheen en we reden opgewekt door het goede Brabantse land. Bij het naderen van Handel passeerden we diverse tehuizen voor, laten we zeggen, ‘oververmoeiden’. Zo rustiek is het daar dus.
Eenmaal op onze bestemming aangekomen, werd door onze jonge gastvrouw een eind gemaakt aan onze onwetendheid. Handel is voornamelijk bekend als bedevaartsoord. Voor sommigen heeft dat een nieuwe inhoud in de vorm van het wekelijks bezoek aan een vermaarde discotheek. Voor de meesten betekent het vanouds een jaarlijkse voettocht van zestig kilometer naar Handel als plaats van religie. Men kan er dan ook uitspanningen ontmoeten zoals bijvoorbeeld ‘Pelgrimsrust’. Voor vermoeide bedevaartsgangers is er zelfs een herberg met de onbetaalbare naam ‘Hotel Handelia’. Ontroerend bijna.
Maar de pelgrimsrust zou deze nacht wreed worden verstoord. Onze gastheer vertelt bij de thee dat juist deze nacht de klassementsproeven van een autorally zullen worden uitgevochten, uitgerekend bij de voordeur van de boerderij.
Met de heer des huizes maken we een kleine inspectieronde. De wagens zullen over de weg die langs de boerderij loopt aan komen scheuren, om vlak daarvoor opeens haaks linksaf een zijweg in te slaan. Dat belooft veel goeds. Vervolgens wordt een omtrekkende beweging gemaakt rond een reusachtig dierenleedimperium met de poëtische naam ‘Euro Ei’.
Als de nacht gevallen is, begeven we ons gevieren naar buiten. Er staat een vreemde auto op de rand van het erf. Drie mannen staan op de straat bij een plastic markeringslint waarmee ze de weg hebben afgezet. Het blijken drie zwagers uit Den Haag te zijn, die door de organisatie zijn opgetrommeld om bij deze kritieke bocht een oogje in het zeil te houden. Ze vertellen zelf ook rallyrijders te zijn, ‘amateurs dan’, en dit werk te doen uit liefdadigheid. Het drietal ziet er vrij netjes uit. Allemaal hebben ze onberispelijke nylon jekkies aan, één met ‘Chrysler’, één met ‘Castrol’ en de derde met ‘Ford’ erop.
Hun aanwezigheid komt ons uitstekend uit. Nu kunnen we ons tijdens de race laten bijstaan door het commentaar van kenners. De zwager in het lichtblauwe Chrysler-jekkie legt ons vast uit dat bij het rallyrijden de kaartlezer verreweg het belangrijkst is. Later blijkt hij zelf kaartlezer te zijn, in de auto van zijn zwager, die in het zwarte Ford-jekkie.
Opeens worden de mannen wat onrustig. In de verte nadert, uit tegenovergestelde richting, een auto die kennelijk door de eerste afzetting is gereden. De lichten komen langzaam dichterbij. De drie stellen zich wijdbeens naast elkaar op de rijbaan op. De spanning stijgt. Dit lijkt op de ‘Afrekening bij de OK-Corral’. De auto komt vlakbij het lint tot stilstand.
Er blijkt echter een wat ouder echtpaar in te zitten. De spanning valt weg. ‘Ford’ legt in onvervalst Hagenees de man achter het stuur uit dat hij echt niet verder kan en dat ook de terugweg nu is afgesneden.
Uiteindelijk berusten de twee in hun lot. De motor en de lichten gaan uit. Het is duidelijk dat ze van de wereld niets meer begrijpen. Ze zijn middenin het Brabantse land. Het is laat, ze willen naar bed en nu kunnen ze niet verder omdat er hier zo nodig auto’s met brullende motoren door de nacht moeten jakkeren.
Maar nu staat de Peugeot nog op de rijbaan, in het verlengde van de rallyroute.
“U ken hier ech nie blijve staan”, zegt Ford. “De wagens gaan hier zó naar rechts”, zegt hij en maakt tegelijkertijd met beide handen een wilde beweging naar links.
“Als-ie zich eve verstuurt, zit-ie zo bovenop uw wage hoor! Dan heb u zo schade”.
De man zet de Peugeot in de berm.
“Kan dat makkelijk gebeuren?”, vraagt één van ons voorzichtig.
“0 jee!”, zegt Ford, “dat gebeurt zo vaak. Maar als-ie zich verstuurt, dan moet je wel duike hoor!! 0 jee! Zelf hebben we al vaak genoeg in de sloot gelege. Weet je nog Peet, die zwarte Porsche toen, in België? Die gaf gas en die hebbe we nooit meer terug gezien!”.
“Wat is de beste kant om naartoe te duiken?”, vraagt de vriendin met wie ik gekomen ben.
“Da geef nie”, zegt Ford enthousiast, “as je maar de goeie kant opduik!”
Hij legt uit wat er nu te gebeuren staat.
“Eerst krijge we de ‘Dubbel Nul’. Die inspecteer het circuit. Dan krijge we de ‘Nul’. Die rijdt ook het parcours voor, maar dan op snelheid. Dat is ook een echte internationale coureur, hoor! Daarna kome de eerste tien echte deelnemers, dat zijn allemaal fabriekscoureurs. En dan komp de res”.
Auto’s doen iets met mensen. Ook met vrouwen.
We turen in het duister. Daar komt de eerste auto. Het is niet de Dubbel Nul.
“0 ja”, zegt Peet, “dat is natuurlijk de wagen van die mensen die zichzelf een beetje belangrijk vinden. De burgemeester en zo”. Het drietal lacht smalend.
Een volgend automobiel verschijnt en stopt om de zwagers te vragen of alles in orde is. Het is de Dubbel Nul.
Een tijdje is het stil. Dan horen we in de verte een geluid dat lijkt op het blazen van een kat. Een geluid dat steeds sterker wordt. De ‘Nul’ raast door het landschap. Als hij ‘onze’ weg opdraait kijken we in een ongelofelijke zee van licht, geproduceerd door een indrukwekkende rij felle koplampen. Met 160-180 komt-ie aangescheurd, remt op het laatst af, giert door de bocht en verdwijnt in de nacht.
Prachtig mooi, ik geef het toe. Maar ook wel eng. Als-ie zich nou echt verstuurt?
Daar is de eerste wedstrijdwagen al. Een pikzwarte bolide. De ‘Eén’ giert in grote stijl door de bocht. Ford is opgetogen.
“Nou Peet! Dat was klasse hè?”, loeit hij. “Hij klom pas op het allerlaats op de rem. Kijk maar naar de spore”, legt hij ons nog uit.
Hiermee is direct het laatste bewijs van uitbundigheid van de zwagers voorbij. Voor de rest van de race vertalen ze hun opwinding in het geven van een uiterst onderkoeld commentaar. Maar inwendig smelten ze bij het idee hier ooit zelf aan mee te mogen doen.
“Voorwielaandrijving”, zegt Peet afkeurend als een wagen wat moeilijk uit de bocht komt, “dat is niks. Die moet je d’r op ze gas doortrekke”.
Maar de meeste auto’s gaan er teleurstellend makkelijk door. Ook de bochten rond het bio-industriecomplex worden zonder al te veel problemen gerond, zodat een enorme ravage, een soort Euro Omelet, uitblijft.
Het echtpaar van de Peugeot zit nog steeds demonstratief in de dichte auto en kijkt niet.
“Wat staan die banden scheef, hè?”, zeg ik tegen Peet als er weer een voorbij is. Hij kijkt me aan met een blik die medelijden verraadt met de achterlijkheid die mij kennelijk eigen is. Zijn ogen dwalen weer in de richting van de weg.
“Ja, ze staan iets negatief”, zegt hij koel.
Eindelijk gebeurt er weer iets leuks. Eén van de mindere goden vliegt er bijna uit.
“Hij heb ze breedstralers d’r nie op”, verklaart Ford. “Dan ken-ie die boch nie overzien. Zéker wete”.
Inmiddels heeft het gebeuren een groeiend aantal toeschouwers getrokken, voornamelijk van een nabijgelegen camping. De meesten hebben zich in de ‘vuurlijn’ opgesteld achter het plastic markeringslint, daar waar eerst de Peugeot stond. Een man heeft zich op het meest kritieke punt geposteerd. Het gezicht dat hij daarbij trekt zie je wel eens op kermissen, bij fluitende, met losse handen in het rond wervelende jongens die voor bloedstollende attracties werken.
“Stelletje dwaaskikkers!!”, roept Ford, maar het helpt niet meer.
Eén van de wagens gaat wat ouwe-oma-achtig de hoek om. Peet schudt het hoofd.
“Wat vond je daar nou van?”, vraag ik.
“Hij steekt ‘m d’r veel te flets in”, zegt hij. Met minachting.
“Dat vond ik nou ook al”, zeg ik laf. Na die misser over de banden speel ik nu op safe.
“Dat was een Drie-Vier-Drie, hè”, gaat Peet verder. Hij kijkt me veelbetekenend aan.
“Jaja”, zeg ik.
“Die ken je d’r haaks ingooie”, besluit hij.
Net als we denken dat de laatste wagen voorbij is zegt Peet: “Daar komt ‘r nog eentje aan blaze”, ijskoud nu bijna. Het is de Dubbel Negen, de allerlaatste.
De weg wordt tijdelijk weer vrijgemaakt. Het echtpaar van de Peugeot mag naar huis. De zwagers trekken zich terug in hun auto met een thermoskan koffie, wachtend op de Tweede Manche. Het is een uur of drie.
Wij zullen het niet meer meemaken. Als we in bed liggen flitsen de eerste bliksemschichten door de lucht. Het begint te regenen.
Vlak voor we wegzakken in de slaap horen we in de verte alweer de eerste wagen aan komen ‘blazen’.
Dat moet de Dubbel Nul zijn.
*
Auto’s & Mensen Part II
© 1983 Joost Overhoff