Il Topo – De Muis
Vermoeid, maar tevreden.
Zo zaten we voor het uitzicht, de verhuizing klaar. Nou ja, klaar… We lieten verder gewoon de boel de boel en zagen uit op het panorama dat wel anders maar niet beter kon.
Achter ons stond een leuk huis. Wat wilden we nog meer? Niets. Maar er was meer. De voorgevel was verrijkt met – hoe zullen we het noemen? – een ‘druifel’. Een luifel van druivenranken is het, die de ramen schaduw geeft. Een druifel met een vogelnestje inclusief. De jongen erin zongen dat het een lieve lust was, bij wijze van welkomstlied. Althans, dat stelden we ons zo voor. Al hadden ze dan misschien, waarschijnlijk, zeker, gewoon honger.
Ze waren jong en ze piepten. ‘Piepjong’, komt dat daarvan? Nooit bij nagedacht. Soms duurt het even voor je iets door hebt. Wat voor vogeltjes zouden het zijn? Dat hadden we sneller door. Het bleken ‘viervoetmeesjes’. Het waren… ratjes, piepkleine ratjes van wie la mamma dat nestje had gekraakt. En aan mamma konden we zien hoe de kleintjes zouden worden: zo groot als een middenmaat konijn. Grijs, met een witte buik.
Mamma, eerlijk is eerlijk, was een spektakel. Niet alleen hadden we nog nooit zo’n grote rat gezien, maar bovendien was haar vertoon van moederliefde ronduit roerend. Ze had voor haar kroost weliswaar een veilig nest gevonden, maar dat was juist daarom uitgesproken link gelegen voor haarzelf. De druivenranken werden geleid over ijzerdraad en daarover forensde mamma alsmaar halsbrekend heen en weer.
Zelf woonde de koorddansrat in het romantische kleine huisje dat wij bedacht hadden voor tuinstoelen en ander spul. Mamma zat daar letterlijk onderdak. Dat zag je omdat ze soms haar staart naar beneden liet hangen, een ding dat van haar overige maten een heel aardige indruk gaf.
Probleem: we vonden die maten een maatje te groot. Mamma mocht dan een onderscheiding verdienen, het was vooral de gedachte dat de jeugd de toekomst had die hen uiteindelijk de das omdeed. Kinderen geen bezwaar, tot één ons.
Mamma’s charisma, zoveel was zeker, was voldoende om katten en zelfs slangen iedere culinaire aspiratie te ontnemen. En la volpe, de vos, kon er niet bij.
De rattenvallen van de ijzerwinkel bleken ondertussen van het type ‘Kip-ik-heb-je-Maar-wat-nu?’ En zo stonden we in het Toscaanse buitenleven al meteen voor een bio-dilemma van formaat. Laf met gif, of wat?
Het werd gif. Ik beken het. Het was moord. De kleintjes zijn nooit uitgevlogen. Het werd stil op het koord.
Ratten zijn er nooit meer gekomen. Muizen wel. Gek, al is ook il ratto onderdeel van de Italiaanse taal, toch dekt het woord topo doorgaans beide formaten. Terwijl topolino voor een muisje staat, en, beginnend met een grote T, voor Mickey M.
topolino
Muisjes zien we zelden. Maar we doen er een doorlopende wedstrijd mee. Dennenappels zijn daarbij de inzet. We hebben ze graag, die knetterbollen, voor de open haard. Maar het lijkt wel alsof hogerhand aan de kant van de muizen staat. Alsof de boom de buit juist ’s nachts laat vallen, waarna de muissies als gekken aan het kluiven slaan. Tegen de tijd dat de dag het licht aan doet ligt die buit er daarna bij als een kippeboutje dat een school piranha’s op bezoek heeft gehad.
Het is ze gegund, de topolini. Van harte.