Peking, 1860
Het westerse imperialisme beleeft een treurig hoogtepunt. De Europese mogendheden, ontevreden over de naleving van de door hen aan China opgedrongen verdragen, hebben besloten Peking een gevoelige les te leren. Een Frans-Brits strafexpeditieleger bereikt de Chinese hoofdstad. Het keizerlijk hof vlucht naar Jehol (Chengde). De indringers slaan hun slag. Het monumentale keizerlijk zomerpaleis in het noordwesten van de stad wordt met de grond gelijk gemaakt.
Peking, 1982
Nog steeds zijn de gevolgen van deze schandalige brutaliteit schrijnend zichtbaar.
Het eerste dat opvalt bij een bezoek aan het complex zijn de enorme afmetingen. Daar waar de eigenlijke gebouwen hebben gestaan, is het een wirwar van ruïnes. Enkele grote stenen schildpadden hebben deze beeldenstorm overleefd. Misschien niet zo verwonderlijk: in China zijn ze traditioneel het symbool voor ‘Lang Leven’. Met de stèles, een soort ‘stenen tafelen’ met karakterinscripties die ze verticaal op hun rug droegen, is het anders gelopen. Ze zijn omgetrokken en liggen vaak in stukken ergens in de buurt. De Europeaan kan hier verbijsterd raken over de degelijkheid waarmee zijn voorvaderen dit vernietigingswerk hebben verricht, verbaasd is hij als hij opeens de top van een Griekse zuil uit de grond ziet steken. Even verderop staat op een heuveltje een aantal half-Ionisch aandoende witte pilaren nog overeind. Je waant je al bijna op het Parthenon en knijpt je eens in je vel. Nee, dit moet toch China zijn. In deze architectuur is de invloed zichtbaar van de westerse jezuïeten die hier als adviseurs hebben gefungeerd, in dit geval met name de Italiaan Giuseppe Castiglione. Deze uiterst erudiete mannen brachten hun geloof naar het verre China en werden aanvankelijk om hun grote deskundigheid op tal van terreinen aan de keizerlijke hoven als adviseurs geaccepteerd.
In het geval van dit enorme zomerpaleis heeft het een wonderlijke mengeling van stijlen opgeleverd. Toch ademt het geheel anno 1982 een heel bijzondere sfeer. Gelegen buiten het normale toeristisch circuit is het een soort monumentaal historisch park waar een bijna betoverende rust heerst.
Yuanming Yuan
Eénmaal eerder was ik al eens ’s nachts met een Chinese kunstenaar en een bijzondere Zwitser naar deze Yuanming Yuan gegaan om ons over te geven aan een geliefd Chinees tijdverdrijf: shang yue, het ‘adoreren van de maan’. Maar de vrieskou had ons toen niet veel tijd gegund. Maar nu, nu het warm was, besloot ik het nog eens te proberen. Alleen.
Het oude zomerpaleis ligt niet ver van de Pekinguniversiteit. Ik stopte een walkman in mijn tas en een paar cassettes van Bachs Matthäus-Passion, besteeg mijn fiets en ging op weg. De fraaie Westpoort van de Beida-campus was nog open.
De maan was vol en in de wolkenloze hemel van de Chinese hoofdstad van een ongewone helderheid. Ik had dan ook geen enkele moeite mijn weg te vinden. Het pad naar de ruïnes slingerde zich tussen de lotusvijvers door. Het gezoem van de krekels werd nog overstemd door enorm kwakende kikkerkoren. Ik passeerde een verliefd stelletje. Goddank. Geen enkel systeem kan de maan bedwingen.
Een stenen bruggetje over en… daar waren de ruïnes. De witte zuilen blonken bijna in het maanlicht. Ik nestelde me tussen een paar grote stenen en zoog de betovering naar binnen. Een warme wind speelde af en toe tussen de pilaren. Na een tijdje pakte ik mijn walkman uit, haalde eens diep adem en drukte de knop in. De eerste tonen van Bachs Passie waren onvergetelijk in deze sfeer. Maar gaandeweg voelde ik mij toch wat ongemakkelijk. Was dit niet volkomen misplaatst wat ik hier deed? Met westerse apparatuur westerse muziek draaien, als variatie op het ‘shang yue’ en dit te midden van de tastbare Chinese geschiedenis? Maar hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat ik er juist zeer op mijn plaats was. Want was de plek waar ik me bevond niet juist ook het product van Chinese en westerse invloeden? Vertelden deze ruïnes en de muziek die door mijn hoofd zong in feite niet hetzelfde verhaal van onbegrip en het botsen van culturen? Was de kern van de Mattheüs Passion in zekere zin niet mede oorzaak van zowel het ontstaan als de ondergang van dit keizerlijk oord? Mede gecreëerd via de zendingsdrang van de jezuïeten en verwoest door de spanningen tussen China en de christelijke, westerse wereld? De maan bleef glanzen, maar zei niets.
Voor de zoveelste maal sinds mijn aankomst in China kreeg ik dat gevoel van de zich herhalende geschiedenis. Hier zat ik nu, net zoals de jezuïeten toen, geaccepteerd als ruilobject voor het vergaren van westerse kennis. Met een walkman als een modern (commercieel) ‘wapen’ van nu, het symbool van het egocentrische ik-tijdperk, in gezelschap gebruikt het toppunt van asociaal gedrag. Wat een schril contrast in dit China, lange eeuwen doordrenkt met de collectiviteitsidee. Net zo’n contrast als de jezuïeten destijds met hun erfzonde en andere vreemde leerstellingen. En diezelfde muziek zweefde nu weer door mijn hoofd. Er is maar één verschil: ik heb geen enkele last van zendingsdrang. Maar anderen gaan daar wel weer onder gebukt. Ik heb ze ontmoet.
“Wir setzen uns mit Tränen nieder“, dat zou (voor zover ze niet woedend waren) een vertaling kunnen zijn voor wat de Chinezen deden na de verwoesting van hun monumentale trots. We zullen het allemaal nog wel eens doen.
Toen ik thuiskwam was de Westpoort al gesloten.
*
Terzijde
Peking is tegenwoordig beter bekend als Beijing.
Voor het verhaal van een wel heel bijzondere jezuïet in China:
zie in Cacciucco (het boek) het stuk over Matteo Ricci. Pag.365-372.
*
© Joost Overhoff