Wel besloot ik al ruim veertig jaar geleden te zijn wat tegenwoordig een ‘flexitariër’ heet. Ik bedacht toen dat elke dag vlees eten nergens goed voor is. Niet voor jezelf, niet voor de beesten en niet voor de planeet. En om over hypocrisie maar niet te zwijgen: ik bezocht een slachthuis en ontwikkelde de gedachte dat je om vlees te mogen eten eigenlijk examen zou moeten doen: eerst zelf een dier doden voor je naar de slager mag. Samen met de suggestie dat mensen zich eerst moeten kwalificeren vóór ze kinderen krijgen hoorde dat in het rijtje van ‘Gedroomde Dingen Die Er Nooit Door Zullen Komen’.
En toch: ooit was het onbeleefd als je voor je gasten geen setje sigaretten klaar had staan…
Neem iets anders: paardrijden. Zo ongeveer het meest vanzelfsprekende dat er is. Ik ben opgegroeid met Ivanhoe en Winnetou. Ridders, indianen, paardrijden is van alle tijden. En streken. De Mongolen veroverden de halve wereld vanaf hun pittige paardjes.
Marcus Aurelius deed het al. A.D. 150.
Mijn eigen ruitercarrière mag die naam niet hebben. Ik beperkte mij tot ‘op een paard zitten’. En erop blijven zitten, ook bij snelheid MAX.
Maar dan zonder multitasking.
Het begon allemaal op een ponyweitje, in ons dorp buiten Amsterdam. Een goedbedoelende pater had bedacht de moeilijk opvoedbare jeugd uit de hoofdstad alsnog te edelen via de edele viervoetertjes. In gezonde buitenlucht. En wij, dorpsjongetjes, mochten meedoen.
Zo zag ik van nabij hoe de Mokumse lieverdjes de edele viervoetertjes aanspoorden via met spijkers verrijkte leren riemen, als variant van het gasgeven op hun brommers. Na enige tijd werd het paterproject gestaakt, in mijn herinnering op instigatie van de Dierenbescherming.
Daarna zat ik soms op het paard van een familielid, een hagelwitte schimmel die steevast op Oud & Nieuw zijn box opat, uit vuurwerkstress. Kortom, ik had al vroeg aanwijzingen dat de diersoort Equus ferus caballus niet altijd onverdeeld gelukkig bleek met de Homo sapiens.
Toch bleef ik hardleers, omdat paardrijden toch onderdeel van de natuur der dingen was. Dacht ik. Zelfs nog na mijn meest indringende paardenmoment. Dat was toen de strandknol waarop ik zat tot een briljant inzicht kwam: hij ging erbij liggen. Alsog hij zeggen wou: ‘Je kijkt maar wat je doet, maar zonder mij’.
Die ‘subtiele hint’ betekende een dodelijke klap voor mijn Winnetou-gevoel die ik nooit echt te boven kwam.
Amsterdam (detail)
Het is eigenlijk nu pas, na vele jaren, dat ik die werkweigering van toen opeens ruimer zie. Niet dat ik met terugwerkende kracht behoefte heb aan een herinterpretatie van de geschiedenis. Niet dat ik zijn zonneklare mededeling ‘Met een ruiter als jij doe ik geen stap meer’ alsnog wil omvormen tot ‘Het gaat niet om jou, dit is een generiek statement’. En toch zie ik er nu iets symbolisch in. Met de boodschap dat waar we zo aan gewend zijn, eigenlijk heel raar is. Waarom moeten we nog op die beesten zitten? Daar hebben ze helemaal geen zin in. En we beschikken inmiddels ook zonder paarden al over meer dan voldoende paardenkrachten.
Eerder verhaalde ik op deze site over een zadelmaker, die ook zadels maakt die mensen als kunstobject in de kamer hebben staan. Dat vond ik toen gek, al waren zijn zadels adembenemend mooi.
Inmiddels ben ik om. Ook paarden kunnen adembenemend mooi zijn. Waarom is dat niet genoeg? Laten we er verder alleen maar naar kijken. En genieten.
TERZIJDE
Als je tóch paardrijdt, geen doodzonde, dan is het wél een zonde als je er niet voor zorgt dat het zadel een voor het paard optimale pasvorm heeft. Een zadel op maat dus.