Dat geldt ook als je voor niks kan kijken hoe iets duurs wordt gemaakt.
Aan de Amsterdamse Overtoom stond de deur open naar de Hollandse Manege. Daar waar anders de meer of minder edele viervoeters met meer of minder fut in het rond gaan, stond nu een aantal stands opgesteld ter ere van Het Ambachtenfestival. Maar hoe verschillend die ambachten ook waren, de ambachtslieden waren allemaal van hetzelfde bedrijf, het Franse Hermès.
Nu wordt wel gezegd dat mannen geen talent hebben voor multi-tasking, maar Hermes was zowel de god van de handel, de reizigers en de dieven, naast zijn taak als postbode. Van de andere goden.
Hoewel die combinatie van dieven en handel te denken geeft, ben je niet per definitie een dief van je eigen portemonnee als die portemonnee door Hermès is gemaakt. Vanwege de kwaliteit. Maar één ding is zeker:
Hermès = Duur.
Zó duur zelfs, dat het bedrijf het zich kan permitteren een aantal van hun hoogbekwame mensen op rondreis te sturen. Toegegeven, ook in tentoonstellingopstelling werken ze in principe door, maar daarbij worden ze om de haverklap gestoord. Ook storen ze zichzelf door van alles uit te leggen, iedere ambachtsman/vrouw daarin bijgestaan door tolken in keurige blauw-witte pakjes.
Zo te zien aan het publiek ben ik de enige die niet zelf in het bezit is van iets van Hermès. Maar mogelijk ben ik wel de rijkste van allemaal. Dat krijg je als je zelf niets hoeft te hebben, maar genoeg hebt aan het kijken naar wat er is.
Neem dat leren zadel, direct bij de ingang. Adembenemend. Zou zo in een museum kunnen, zou je denken. Zó mooi. De schepper ervan bevestigt dat het heel bevredigend is om zoiets te maken. Alles op maat van het paard en naar de wensen van de klant.
Hoewel, sommige klanten hebben buitenissige wensen. Neem die Fransman in het publiek, in het gezelschap van een jongere vrouw van wie je vermoed dat het zijn maîtresse is. Zelf is hij het soort man waar er wel meer van zijn, degenen die pak en das combineren met witte sportschoenen.
Bij Hermès kan zo iemand van een koude kermis thuis komen. Buitenissige wensen bij een paardenzadel worden namelijk door een commissie beoordeeld op wat voor een huis van stand nog acceptabel is.
Dat geldt veel minder voor iets waarvan ik niet wist dat het bestond: het sierzadel. Alleen bedoeld om in huis mee te pronken. De zadelmaker tovert een voorbeeld tevoorschijn op zijn smartphone. Een spetterend blauwe creatie van krokodillenleer, met een zwart soort staart.
‘Het zijn Chinezen die zoiets willen’, verklaart de meester-zadelmaker, maar spreekt niet uit wat je hem hoort denken: ‘Tja…’
Wij Hollanders, daarentegen…
Minstens zo verrassend is de vraag van iemand uit het publiek: of er bij het zadelmaken ook paardenleer wordt gebruikt? Het antwoord laat zich raden. Bovenop anderhalf paard zitten gaat geen enkele ruiter doen, maar bovendien is paardenleer voor paardenzadels ongeschikt. Hondenleer weer wel, maar dat is in onbruik geraakt, net als het gebruik van paardenmanen als vulling.
En wat kost zo’n kunstwerk nu? De zadelmaker legt zijn hand erop en zegt: ‘Tussen de vijf- en zesduizend euro’. Dat lijkt heel wat, maar het is niets vergeleken met het blauwe krokodillending.
‘Cent-vingt-mille‘, onthult de maker plechtig, ‘honderdtwintigduizend’.
Zo lijkt die damestas daar links opeens weer een koopje. Zevenduizend kost-ie maar…
Hoeveel werk zit er trouwens in zo’n tas? De tassenmaakster weet het precies. Langer mag ze er namelijk niet over doen. Dus? Dertien uur.
Misschien moet ik me toch maar eens omscholen.