Sommige plaatsen, waar nog nooit iemand van heeft gehoord, raken opeens bekend.
En daarna zal je ze nooit meer vergeten. Zeker niet als ook de naam van zo’n onopvallende plaats zo opvallend is.
We waren op de koffie in Alkmaar. Het was een doodgewone grijze dag, en we stelden de gastheer voor die grijsheid radicaal op te heffen: door zijn vriendin ten huwelijk te vragen. Maar het bleek geen dag voor dollen. Zeker, de dag was grijs, maar het was een dag van de dood. Verre van doodgewoon.
Zijn vriendin was naar een begrafenis. Of we daar niet van hadden gehoord, van die huisarts. Van die dokter die zich van het leven had beroofd, nadat hij het leven had bekort van een terminale patiënt en vervolgens wegens moord was aangeklaagd.
Nee, we hadden er nog niet van gehoord, maar daarna destemeer. De meningen buitelden over elkaar, vooral van mensen die er het fijne niet van wisten. Daaronder was je zelf en ik merkte dat het ik het al bij voorbaat voor de dokter op wilde nemen. Nu nog. Ik ga er nog steeds van uit dat hij het goed bedoelde en een eind maakte aan hopeloos lijden. Doktoren zijn geen killers. Sterker, het is al moeilijk genoeg om doktoren te vinden die bereid zijn een leven te beëindigen, zelfs als dat helemaal volgens de regels gebeurt.
Zeker, bepaalde richtlijnen zijn nodig en als eventuele overschrijding daarvan aanleiding geeft tot onderzoek, dan moet dat gebeuren. Maar een Tuitjenhornse dokter ’s avonds laat overvallen, alsof hij zich ieder moment spoorloos zou kunnen terugtrekken in zijn rovershol in de jungle… Kan een instantie voor zoiets niet op zijn beurt worden aangeklaagd?
Hoe zit dat trouwens, met mijn stellingname bij voorbaat? Komt het omdat ik er voor het eerst van hoorde via ‘de kant van’ de dokter? De ten huwelijk te vragen vriendin was een kennis van de vrouw die al veel eerder door de dokter ten huwelijk was gevraagd. En mensen hebben nu eenmaal de neiging de kant te kiezen van degene via wie ze iets het eerst horen. Bijna als vanzelf, bijna zoals mensen vaak dezelfde lichaamshouding aannemen als degenen met wie ze spreken.
Toch denk ik dat mijn stellingname vooral iets te maken heeft met ‘onze’ verhouding met de dood. ‘Onze’ in verhouding met bijvoorbeeld die van Italianen.
Wij doen over de dood minder moeilijk. Veel Italianen doen over de dood zo moeilijk dat ze het er niet eens over willen hebben. Wij wel, of eerder. Op ons kan het niet over de drempel willen helpen van sommige stervelingen zelfs overkomen als onbarmhartig. Bijna wreed.
Vergelijk dat met het geval van Eluana Englaro, de jonge Italiaanse die in een vegetatieve toestand geraakte. Voordat haar eigen noodlot toesloeg had ze naar aanleiding van een ander gezegd zelf niet in zo’n toestand te willen blijven, als dat zich ooit voor mocht doen. Toch lukte het haar vader pas zeventien jaar later om haar kunstmatige voeding te laten beëindigen. De vader, die een voorbeeldige indruk maakte, zag zich daarna genoodzaakt haar kerkelijke uitvaartdienst aan zich voorbij te laten gaan. Veel Italianen schreeuwden ‘Moord!’ en zagen de vader als ontaard.
Dan hebben we het nog niet eens over een heel ander soort dood. De zelfverkozen dood, om welke reden dan ook. We ontmoetten een Italiaans stel, kort na de zelfmoord van hun buurman. We dachten uit piëteit dit onderwerp niet te kunnen negeren. Mis. Het stel vluchtte van ons weg. Die fatale daad was een taboe, een onheil dat door doodzwijgen moest worden bezworen.
Een eind aan het eigen leven maken is het meest fundamentele recht dat een mens bezit. Maar niet op iedere manier. Als je het dan toch doet, doe het dan goed. Daarover gaat Zelfdoding zoals het ‘moet’.
Want als het niet absurd was, zou je bijna willen zeggen: ‘Op voor de trein springen zou de doodstraf moeten staan’.