70. Het Nederlands

Je zal Nederlands moeten leren...

Want wij beweren wel altijd dat we de dingen zeggen zoals ze zijn, maar dat valt nogal tegen. ‘Japanners zeggen ja als ze nee bedoelen, maar wij, wij zijn altijd duidelijk’.
Nou… Er is natuurlijk de klassieker van de ober die zegt ‘Ik kom bij u’ en wegloopt. Je ziet de buitenlander fronsen, terwijl hij in gedachten zijn lessen nog eens naloopt.
Maar er is meer dat de buitenlander moet doen denken dat er bij ons nogal een kloof gaapt tussen wat we zeggen en wat we bedoelen. Niet zelden zelfs het omgekeerde.
Vet haar is juist niet vet, terwijl die slanke jongen daar juist wel héél vet is. ‘En’, denkt degene die onze taal machtig probeert te worden, ‘die man blijft maar beweren dat iets “helemaal nergens over gaat”, terwijl ik toch meen te weten dat het juist wel ergens over ging. Toch minstens een beetje. Maar nee, hij houdt niet alleen vol dat het nergens over gaat, het gaat zelfs helemaal nergens over. Terwijl wanneer de ober er dan eindelijk is en ik een kopje thee bestel, hij zegt dat dat “helemaal goed” is. Niet gewoon goed, nee, helemaal. Al ligt nu dan opeens de klemtoon op de eerste e’.
Het kan nog verwarrender. Henk zegt: ‘Wim is een enorme klootzak, daar gaat het niet om’, terwijl de buitenlander juist meende te hebben begrepen dat het er nu net om ging hoe het zit met Wim.
Je ziet het voor je, de buitenlander die zijn best doet zijn taallessen aan te passen aan de praktijk op straat: ‘Ik kom niet bij u’, zegt hij op beleefde toon tegen de agent, terwijl hij op ‘m afloopt. ‘En die boete die u mij geeft gaat helemaal nergens over. Ik vind ‘m helemaal goed, daar gaat het niet om. En, trouwens, ik vind u wel héél vet’.
De agent wendt zich in de richting van zijn collega en zegt: ‘Wat is ook weer het nummer van de psychiatrie?’

 

uitverkoop.S.